|
Belangrijk zijn:
drie Berkesoorten,
Grove den,
Fijnspar.
.. Berk (Bjørk) Betula Pendula, B. Pubescens, B. nana |
. Er zijn 3 soorten berk in Noorwegen:
1. Ruwe berk (Hengebjørk) (Lavlandsbjørk) (Betula pendula)
2. Zachte berk (Vanlig bjørk) (Betula pubescens) (10 m)
Van deze twee soorten komt de Zachte berk het meeste voor in Noorwegen. Men noemt hem daarom ook Vanlig bjørk (= Gewone berk). Dat er daar veel van zijn, wordt duidelijk als je weet dat ook de Fjellberk (Fjellbjørk) (Betula pubescens subsp. czerepanovii) (4 m) een ondersoort is van de Zachte berk.
Waarschijnlijk is het allereerst sneeuwdruk en wind die deze berk in de fjell een kromme vorm geven.
3. Dwergberk (Dvergbjørk) (Betula nana)
Ze kan naargelang de omstandigheden langs de grond kruipen of struikvormig zijn tot kniehoog (½ m)
Die soorten kruisen met elkaar (wat leidt tot steriele nakomelingen). De kruisingen maken het moeilijk om duidelijke grenzen tussen de soorten te trekken.
Voor de wandelaar in de fjell zijn vooral de Fjellberk (in het fjellberkenbos) en de Dwergberk (in de kaalfjell) van belang.
Beide, Fjellberk en Dwergberk, dragen flink bij aan de herftkleuren in de fjell. Vooral de Dwergberk kan opvlammen in allerlei gradaties van rood, oranje en geel.
Vanzelfsprekend heeft de Fjellberk een grote rol gespeeld op de seters, allereerst voor brandhout, maar ook op allerlei andere wijze gebruikte men de berk. Denk bijvoorbeeld aan de berkeschors als onderlaag op een turfdak, of berketwijgen als bezem, enz.
Licht: .. lichtbehoevend (in jeugd).
Water:.... .....
Voedsel:.....weinig eisend
Het zijn typische pioniersoorten (net als Ratelpopulier):
1. ze vormen veel zaad
en dat ieder jaar,
2. spreiden zaad over een groot oppervlak
3. groeien snel in jeugd.
.Hieronder volgt een korte beschrijving van deze 3 soorten:
1. Ruwe berk (Hengebjørk)(Lavlandsbjørk) (Betula pendula)
groeit in Europa verder zuidwaarts,
heeft meer warmte nodig,
verdraagt grotere droogte.
Deze groeit uit tot 30 m hoge bomen; in het laagland.
1. Hangende twijgen.
2. Stam heeft bovenaan witte schors.
3. Twijgen zijn kaal en hebben wrattige harskliertjes (dus ruw).
4. Groeiplaats: vooral op droge, zandige bodem.

Ruwe berk wordt wel 30 m, dus wat groter dan de Zachte berk (20m).
Ze heeft hangende twijgen.
Bij volwassen bomen is onderaan de stam de schors gegroefd.
2. Zachte berk (Vanlig bjørk) (Betula pubescens subsp. pubescens)
groeit in Europa verder naar het noorden,
vedraagt grotere koude,
verdraagt hogere grondwaterstanden.
Deze groeit uit tot 20 m hoge bomen in het laagland. Blijft dus kleiner dan Ruwe berk (30 m).
1. Geen hangende twijgen.
2. Stam heeft grauwe schors.
3. Twijgen + bladeren zijn zacht behaard.
4. Groeiplaats: vooral op vochtige, venige bodem.

Zachte berk wordt slechts 20m, blijft dus wat kleiner dan de Ruwe berk (30m).
Twijgen hangen niet, maar blijven schuin omhoog staan.
De stam blijft glad.
In Nederland zie je de Zachte berk o.a. massaal in hoogveengebieden als Bargerveen (Drenthe)
......................................................................
Fjellberk (Fjellbjørk) (Betula pubescens subsp. czerepanovii)
(De Fjellberk is een ondersoort van de Zachte berk)
De verschillen daarmee zijn ontstaan door de milieu-omstandigheden.
Het is een kromme, meerstammige boom.
De Fjellberk kan onder zowel rijke als arme omstandigheden leven. Dat houdt in dat er veel verschillende type fjellberkenbos zijn ieder met hun eigen karakteristieke ondervegetatie.
Op hellingen met kalkrijke bodem toont het haar pracht en soortenrijkdom. Wat de bomen missen aan hoogte door de wind en sneeuw, pakken ze terug in stamdikte. En overal bieden gedraaide stamvormen en takvorken goede mogelijkheden om een nest te bouwen voor kramsvogel en koperwiek.
Stam:
De stam is veelal krom. Dat wordt veroorzaakt door sneeuwdruk en dikwijls ook wind. Ook al laat ze de bladeren vallen, sneeuwbreuk is normaal en leidt tot vreemde boomvormen.
Fjellberken hebben witte berkebast net als de Zachte berk. Maar dikwijls is de stam donker vanaf een stukje boven de grond. Dat wordt veroorzaakt door een licheen die niet kan overwinteren onder de sneeuw. Op deze manier kun je zien hoe hoog de sneeuw ligt in dat gebied.
Dikwijls zie je meerdere stammen op dezelfde wortel.
(Groeien ze echter in goede omstandigheden,
zoals
soms bij seters, dan kunnen ze wel mooie
rechte stammen en
regelmatige kronen hebben).
Verjonging: naast zaadontkieming ook wortelopslag.
Fjellberken kunnen zaad ontkiemen bij lagere temperatuur dan naaldbomen. Daarom heb je bijna overal Fjellberken in het fjellbos.
Verjonging is daarnaast niet helemaal afhankelijk van zaadontkieming. Ze kennen ook wortelopslag (bij oude bomen). Dit houdt in dat er aan de wortels knoppen ontstaan, waaruit jonge takken gaan groeien.

Fjellberk: dikwijls een tamelijk kleine, kromme, meerstammige boom. De Duitsers noemen hem daarom Krumm-Birke !
3. Dwergberk (Dvergbjørk) (Betula nana)
Ze kan naargelang de omstandigheden langs de grond kruipen of struikvormig zijn tot kniehoog (½ m)
Het is dus een lage struik ( géén boom ! )
Ze heeft kleine ronde bladeren (1 cm). Ze zijn stijf en hebben een getande rand. In de herfst kleuren die bladeren prachtig rood.
De dwergberk groeit op venen in het laagland en heel veel in de kaalfjell, dikwijls samen met heide en wilg. Maar ze verdraagt daar geen langdurig sneeuwdek.

Dwergberk: heeft kleine bladeren (1 cm). Ze zijn stijf en hebben getande rand.
|
.. Grove den (Furu) . ( Pinus sylvestris ) (30 m): |
..Fijnspar (Gran) ( Picea abies ) (35 m): |
Fjellbos (Subalpiene zone)
In Noorwegen hebben we als fjellbos meestal Fjellberkenbos (zie bijv. bij de Muskusossafari-wandeling). En slechts een heel enkele keer Fjelldennenbos (zie bijv.bij de Utladalen-wandeling.
.
Het Fjellberkenbos ligt als een gordel boven het productieve naaldbos.
De dominerende boomsoort is de Fjellberk (Betula pubescens ssp. czerepanovii) (5 m).
Het is een ondersoort van de Zachte berk. Ze varieert erg in uiterlijk.
Op onbeschutte plaatsen is ze laag (slechts drie meter) en krom (door sneeuwdruk en wind).
Op meer beschutte plaatsen kan ze 5 m worden en
heeft ze wel
een
rechte
stam.
Behalve de dominerende Fjellberk kunnen nog enige exemplaren van
andere winterharde (koudeverdragende) loofbomen/hoge struiken voorkomen.
Dat zijn:
Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia) (Rogn) (hoge struik)
Boswilg (Salix caprea) (hoge struik)
Vogelkers (Prunus padus) (Hegg) (hoge struik)
Ratelpopulier (Populus tremula) (Osp) (20 m)
Witte els (Alnus incana) (Gråor) (hoge struik)
Daarnaast enige naaldbomen (Grove den en Fijnspar)
Naaldbos in Noorwegen:
De Noorse naaldbossen vormen een klein gedeelte van de Euraziatische naaldbosgordel.
Dit gebied heeft koude winters met langdurige sneeuw en korte zomers, maar relatief warm.
Voor loofbomen met grote bladeren is de vegetatieperiode te kort. Alleen enkele kleinbladige loofbomen kunnen zich in het naaldbos staande houden, bijv. Berk, Ratelpopulier en aantal wilgesoorten.
In Noorwegen zijn slechts
2 soorten grote naaldbomen inheems:
de Grove den en de Fijnspar.
De Grove den behoort tot de oudste inwoners in Noorwegen. Toen het landijs wegsmolt, waren de
eerste bomen die terugkwamen o.a de Zachte berk, maar al snel (10 000 j. geleden) volgde ook de Grove den.
De Fijnspar is pas veel later teruggekomen. Die begon slechts 2500 jaar geleden zijn opmars en die opmars is nog steeds aan de gang. Hij veroorzaakte een revolutie in het vegetatiebeeld. Hij concurreerde namelijk zowel de Grove den als een reeks loofboomsoorten weg. De Grove den werd teruggedrongen naar de droogste en armste bodems.
De Grove den heeft de grootste uitbreiding over Zuid-Noorwegen. Hij komt tot aan de westkust.
De Fijnspar daarentegen ontbreekt langs de westkust. Zo ver is hij op eigen kracht nog niet gekomen. Wel is hij op een aantal plaatsen door mensen aangeplant en doet het daar uitstekend.
Inheemse bomen/struiken in Noorwegen:
Weet je aanvullingen en verbeteringen van deze tekst ?
Graag een e-mail naar:

.. ..
LAATST BIJGEWERKT : 6-12-2020
|
|