KNAPZAKROUTE .... WESTERVELDE – NORG ........

 

............Excursie Norgerholt . 1 uur ...... en ...... Wandeling. 9 ½ km

Snel naar:

1... Korte wandeling Norgerholt 1 uur

2... Wandellus Westervelde 9 ½ km


Belangrijk !

In de loop van de tijd verandert er van alles onderweg:
paadjes verdwijnen,  nieuwe weggetjes worden aangelegd, etc. 
Kijk daarom vooraf op de website:
.  https://knapzakroutes.nl/bokd/overzicht-knapzakroutes/k27
Bij het hoofdstuk Routenieuws staan de recente routewijzigingen.

Noteer ze in je wandelgidsje !



De wandellus via Norg vond ik maar matig. Die behandel ik daarom niet. In plaats daarvan geef ik wandelinformatie over het prachtige natuurbos
Norgerholt.
Zie ook hier.

We krijgen aldus:

1. Korte wandeling Norgerholt .. 1 uur.
2. Wandellus Westervelde .. 9½ km ...( punt 1 , 2 , verbindingsroute, 9 > 16 )


Esdorpenlandschap:
In het omliggende landschap vinden we nog twee elementen terug die eeuwenlang het landbouwsysteem hebben bepaald, namelijk:
essen en groenlanden (= hooi- en weilanden in het beekdal).
De heidevelden
zijn hier verdwenen.

Landschapselementen zijn enkele
pingoruïnes, een klein hunebed, een aantal grafheuvels en oude boerderijen.

Hoofdstuk1
. . 1.. KORTE. WANDELING . NORGERHOLT . . 1 uur

Rode streepjeslijnen vormen de paden en weggetjes waar je kunt wandelen.
.. Voor een leuk rondwandelingetje volg je de pijlen.
Het is maar een erg klein gebied ; zie schaalstok.
Anders dan de naam doet vermoeden is de Dalweg géén weg, maar een bospad.
Bron: www.arcgis.com/home/webmap/viewer.html?webmap=0698b7


Startpunt:
De parkeerplaats bij Restaurant Het Norgerhout,
Asserstraat 55 in Norg.

Norgerholt:
Het Norgerholt is slechts 25 hectare , dus erg klein.
Het ligt geïsoleerd te midden van landbouwgronden.

De naam holt is taalkundig verwant met hout, waarmee het timmerhout werd bedoeld.
Een holt is een hoog opgaand bos dat door de boeren van een dorpsgebied gemeenschappelijk werd gebruikt voor constructiehout (voor o.a. de eiken gebinten van de boerderijen).
Dit bos was dus een markebos, waarbij de rechten van het gebruik bij de gebruikers gezamenlijk liggen. 
Elk dorp had vroeger zijn eigen holt, dat vaak omheind was door een houtwal (randwal) om te voorkomen dat grazend vee de jonge boompjes zou beschadigen.
Ze liggen veelal in de directe omgeving van de dorpen.
Zie verder: www.leestekensvanhetlandschap.nl/holt

De ongestoorde en oude bosbodem bestaat uit lemig dekzand met in de ondergrond keileem. Onder invloed van deze laag is er 's winters vaak sprake van stagnerend regenwater, waardoor de bomen vrij oppervlakkig wortelen.
Onder invloed van de langzaam verterende (Hulst)bladeren, is een dik pakket fijne, zwarte humus ontstaan. Het is een rijke, grotendeels onverstoorde humusbodem wat in Nederland zeldzaam is.

Het Norgerholt is sinds 1962 in het bezit van Natuurmonumenten en werd in 1997 aangewezen als bosreservaat. Dit betekent dat er niet meer wordt gekapt of geplant zodat de begroeiing zijn natuurlijke levenscyclus kan volgen.
Het Norgerholt maakt ook deel uit van de Nederlandse Natura 2000 gebieden.

Vermoedelijk dateert het bos uit de 9e eeuw en is daarmee een van de oudste bossen in Nederland.
De vroegst bekende schriftelijke vermelding is van 1595. Sinds dat jaar werd er regelmatig hout gekapt en nieuw aangeplant.

In het Norgerholt staan weinig beuken. Onder de oude Zomereiken van omstreeks 25 meter vormen Hulstbomen een tweede boomlaag van zo’n 15 meter hoog. Langs de Dalweg hebben de Hulstbomen indrukwekkende afmetingen.
Omdat hulstbomen ook in de winter hun blad behouden, is de ondergroei zeer spaarzaam.

Wie goed kijkt ziet in het Norgerholt allerlei oude karrensporen, greppels en wallen liggen die iets vertellen over het vroegere gebruik.
. www.academia.edu/36441710/Kenniscentrum_Landschap (blz. 38)

De ouderdom van het bos maakt dat er sprake is van een zeer gevarieerde bodemflora met:

Typische plantensoorten van oud bos zijn:

In april al bloeiend:
-
Witte klaverzuring ( Oec. flora 3,6)

In mei bloeiend:
- Dalkruid ( Oec. flora 4, 298 )
- Gewone salomonszegel ( Oec. flora 4, 302)


Soorten van voedselrijkere ( leemhoudende ) bodem:
-
Klimop
- Hazelaar
- Hulst
- Grote muur
- Bosgierstgras
- Bosanemoon

Op sommige plaatsen komt veel Adelaarsvaren voor.

In het bos zijn de nesten van maar liefst 72 verschillende soorten vogels geteld.

 

Cultuurbos, natuurbos en oerbos

Naarmate de mens invloed uitoefent op de boomlaag onderscheiden we:
1. Cultuurbos (productiebos :
99% van het bos in Nederland,
2. Natuurbos (natuurlijk bos):
slechts 1% in Nederland o.a. Norgerholt
3. Oerbos
(niet aanwezig in Nederland).


1. Cultuurbos (productiebos).
...... ( 99 % van alle bos in Nederland.)

houtoogst: ja.
boomsoorten: s
lechts één of enkele, dikwijls niet aangepast aan de standplaats
(uitheemse) ,
leeftijdsopbouw: in ieder perceel bomen van dezelfde leeftijd (jong).
dood hout: geen.

.

Een productiebos is eigenlijk geen bos, maar een aantal 'houtakkers'. Hier staat houtteelt voorop. Meestal wordt in een perceel slechts één (of enkele) boomsoort(en) aangeplant. Ze zijn dus allemaal van dezelfde leeftijd. Daarbij heeft men de voorkeur voor rechte, snelgroeiende naaldbomen. Het beheer van deze 'houtakkers' bestaat uit een reeks dunningen totdat de eindopstand is bereikt. Deze eindopstand (bomen met een middellijn van maximaal 60 cm) wordt gekapt en de open gekomen kapvlakte opnieuw ingeplant (dus géén natuurlijke verjonging).
Er zijn dus geen oude bomen en weinig dood hout.
Door de gebrekkige lichtinval is er ook weinig onderbegroeiing (struik- en kruidlagen).
Deze houtakkers zijn slecht voor de bosbodem, de biodiversiteit en het klimaat. Deze drie zijn meer gebaat met loofbomen en oude en dode bomen.


2. Natuurbos (natuurlijk bos)
...... (hooguit 1 % van alle bos in Nederland.)

houtoogst: géén.
boomsoorten: verschillende, aangepast aan de standplaats
(hier dus géén uitheemse zoals Fijnspar, Amerikaanse eik,etc.).
leeftijdsopbouw:
bomen van alle leeftijden (dus ook zeer oude).
dood hout: veel (zowel staand als liggend)

.
. Bosreservaat Norgerholt is een voorbeeld van een natuurbos.
. In dit kleine bosreservaat wordt de laatste jaren niet meer gekapt, zodat de begroeiing zijn natuurlijke levenscyclus kan volgen. Het begint dan ook al een ruige wildernis te worden.


. Natuurbossen zijn bossen waarin menselijke invloed afwezig of minimaal is. In zulke bossen vindt geen beheer plaats, dus geen houtkap, geen aanplant, etc. Het gevolg is dat natuurlijke processen hun gang kunnen gaan.
Bomen worden dan niet aangeplant, maar groeien vanzelf uit zaad op, concurreren met elkaar om licht en ruimte en sterven geleidelijk af.
Alle dode hout blijft in het bos en wordt geleidelijk omgezet in humus.
Oude natuurbossen zijn te herkennen aan de grote hoeveelheid dood hout, zowel staand als liggend. Ze beginnen dan op ongerepte oerbossen te lijken. Het betreden ervan is een indrukwekkende ervaring. Maar zulke wildromantische bossen zijn wèl een eeuw of langer onderweg vanaf het moment dat menselijk beheer gestaakt werd.

. De term ‘natuurbos’ ontlenen we aan het Duitse begrip ‘Naturwald’. In Duitsland werden eerder dan in Nederland stukken bos gereserveerd voor natuurlijke ontwikkeling.
In 2020 was daar ca. 3 % van alle bos Naturwald en men streeft naar 5%.
Enkele indrukwekkende voorbeelden nabij de Nederlandse grens zijn:
het Urwald Hasbruch (38 ha) niet ver van Bremen (zie ook hier)
het Neuenburger Urwald (27 ha) bij Neuenburg, zuidelijk van Wilhelmshaven.
Deze twee bossen werden aanvankelijk begraasd door vee, maar de begrazing is al lang geleden stopgezet.
Deze bossen beginnen op ongerepte oerbossen te lijken. We mogen het echter géén oerbossen noemen, want de boomlaag is er door de mensen bepaald. Dit gebeurde in de tijd dat het zgn. Hudewälder (beweide bossen) waren. Hudewälder zijn bossen, waar begrazing door vee plaatsvindt en de samenstelling van de boomlaag hoofdzakelijk door de mens wordt bepaald.
Hier vindt men zeer oude eiken en geknotte haagbeuken uit de tijd van de begrazing. Sindsdien zijn in de dichtgroeiende bossen steeds meer beuken verschenen. De openheid verdwijnt: het bos wordt vol, dicht en donker. De ondergroei wordt spaarzamer en uiteindelijk dreigt een puur monotoon beukenbos te ontstaan.

. In Nederland hebben we zulke bossen niet.
In Nederland is de overheid pas in de jaren tachtig van de vorige eeuw begonnen met het instellen van kleine bosreservaten. Dat zijn bossen waarin geen beheer meer plaatsvindt. Zij zijn sinds de jaren tachtig ingesteld en dienen vooral wetenschappelijk onderzoek. Nederland telt ca. zestig bosreservaten. Ze zijn maar klein (tussen 4 en 370 ha). Samen vormen ze slechts 0,8% van de totale oppervlakte bos.  
Naast deze bosreservaten hebben we in Nederland ook nog kleine stukken natuurbos. Die erbij opgeteld bedraagt het aandeel nu 1% van onze bossen.

. De graad van natuurlijkheid in onze bosreservaten en natuurbossen hangt af van het beheer voorafgaand aan de instelling als reservaat. Sommige waren al langere tijd onbeheerd, andere werden voorheen benut voor de houtproductie.
Gemiddeld is de graad van natuurlijkheid echter veel lager dan bijv. bij die twee genoemde natuurbossen hierboven uit Duitsland.

. Voorbeelden van snippertjes natuurbos in Nederland:
(van noord naar zuid)
Norgerholt 25 ha.
Imbosberg 34 ha (in het zuidoostelijke deel van de Veluwe),
Millingerwaard 160 ha,
Savelsbos 250 ha (gedeeltelijk).

Naturwäldern:
In Naturwäldern laufen die Prozesse der Natur ohne den Eingriff von Förstern ab:
Stürme, Insektenbefall, Verbiss durch Rehe und Schwarzwild beeinflussen die Wälder ohne Steuerung.
Bäume wachsen nicht da, wo sie gepflanzt werden, sondern wo ihre Samen von alleine im Waldboden aufkeimen.
Alte Bäume werden nicht gefällt, sondern fixieren noch lange Zeit Kohlendioxid aus der Luft und bieten Lebensraum für andere Pflanzen, Tiere und Pilze.
Tote Bäume werden durch Käfer, Würmer und andere Tierarten wieder dem Nährstoffkreislauf zugeführt.
In einem Naturwald entsteht also ein buntes Mosaik von jungen, alten und toten Bäumen mit einer Fülle an Lebensräumen für viele Tier- und Pflanzenarten, die auf solche Mosaike eingewiesen sind.



3. Oerbos (soms oerwoud genoemd)
In de brochures en boeken van de nationale parken in Duitsland (ook bijv. bij Nationalpark Hainich) gebruikt men graag het woord Urwald (oerbos) voor dergelijke bossen.
Dit is onjuist. In Duitsland hebben we geen echte oerbossen meer. Een echt oerbos is een natuurbos dat na de ijstijd niet (of nauwelijks) door mensen beïnvloed is. Dus daar heeft al die tijd géén houtkap, veebeweiding en strooiselwinning plaatsgevonden.
De bomen kunnen er gigantische afmetingen bereiken en er is tot wel 30 % dood hout.
Ook in Nederland zijn geen restanten oerbos meer.
Noord-Europa heeft nog wel wat restanten in moeilijk toegankelijke gebieden. Denk aan Zweden (ca. 200.000 ha), Finland (120.000 ha), Noorwegen (20.000 ha).
In de Alpenlanden zijn er nog snippers in Oostenrijk (300 ha) en Zwitserland (80 ha).
En tot slot zijn er resten in Polen en de landen ten zuiden daarvan.
Eén van de laatste grote oerbossen van de Europese laaglanden is het Nationaal Park Bialowieza in het oosten van Polen en het westen van Wit-Rusland. Dit oerbos bleef weinig aangetast, omdat de Poolse koningen en de Russische tsaren hier hun jachtgebied hadden. De reusachtige bomen bleven daardoor behouden, maar wolven en wisenten (Europese bizons) werden er uitgeroeid.

Was ist Urwald?
Urwälder sind ursprüngliche, wilde Wälder. Sie wurden vom Menschen entweder nie genutzt oder die Nutzung liegt so lange zurück, dass sie keinen Einfluss mehr auf den Wald hat.

So kann auch da Urwald neu entstehen, wo heute Wirtschaftswald (1) ist. Dabei wandelt sich dieser zunächst allmählich zum Naturwald (2): Die frühere Bewirtschaftung ist zwar noch zu erkennen, aber es gibt keine Eingriffe des Menschen mehr. Statt „Ordnung“ findet man eine dynamische Vielfalt unterschiedlichster Strukturen. Kleine Bäume stehen neben großen, junge neben alten, mit Moos und Flechten bewachsenen. Die Bäume dürfen altern bis sie absterben. Dann dient das „Alt- und Totholz“ einer Vielzahl von Arten als Heimat und Nahrung: Für über 20 Prozent aller Pilze, Flechten und Moose, Schnecken, Käfer, Vögel und Säugetiere ist Totholz Nahrungs- und Lebensgrundlage. Natürliche Prozesse sorgen nach und nach dafür, dass der ehemalige Wirtschaftswald (1) in einen wilden, Naturwald (2) und schließlich in einen Urwald (3) übergeht

.
. Opvallend zijn de vele oude bomen en het vele groot dood hout (staand- en liggend) in het oerbos van Bialowieza.

.
. Sommige boomsoorten bereiken in Bialowieza een maximale hoogte van ca. 40 m. De Fijnspar steekt daar nog ruim tien meter bovenuit.
De stamdiameter van die boomsoorten is dan op borsthoogte 1-2 m. Bij een liggende woudreus moet je dus omlopen, want er overheen klimmen gaat niet zo eenvoudig.
. De Beuk (Fagus sylvatica) ontbreekt vanwege het continentale klimaat.

 



Boomvormige Hulsten ( Hulstbomen ) en Klimop verlenen het Norgerholt
.. in de winter een mooie groene aanblik.
Sommige Hulstbomen zijn meer dan twintig meter hoog.

.. Ze behoren daarmee tot de hoogste in Europa.
Er is in dit bos wel 20 % dood hout ( zowel staand - als liggend ).
.. ( Dit is dus wat minder dan in een oerbos, dat wel 30 % heeft.)


Bij de voorste boom zie je een Kli
mop met zelf een zeer dikke 'stam'.
.. Speciale hechtwortels houden hem vast aan de stam van de Zomereik.
De onderbegroeiing bestaat hier uit Braamsoorten.


 

Bewerking van artikel uit de Volkskrant, 1 januari 1995:

Zonder dood hout geen leven

In zeker opzicht zit er in dood hout meer leven dan in levend.
Er zijn veel dier- en plantesoorten die in bossen leven en die gebonden zijn aan dood hout....

De stichting Kritisch Bosbeheer, die al jaren ijvert voor een veel natuurlijker beheer van de Nederlandse bossen, heeft nu een boek uitgegeven van Luc Jans dat niet voor niets als titel heeft Dode bomen - levende bossen.

Er wordt in uitgelegd wat onder natuurlijk bosbeheer verstaan moet worden en er worden bossen in beschreven die een vrij grote graad van natuurlijkheid bezitten: vijf in Nederland, vijf in Duitsland, drie in Groot-Brittannië en een in Frankrijk.
Uiteraard ontbreekt ook het laatste grote oerbos van Europa niet, het nationaal park Bialowieza in Polen.

Oerbossen zijn er in Nederland niet meer. De laatste oerbosrest, het Beekbergerwoud, werd in 1871 gekapt en de grond werd 'in cultuur' gebracht.
Maar er zijn hier en daar nog kleine stukken die als bosreservaat beheerd worden. Dan:
worden er geen bomen gekapt ( en worden de dode bomen ook.niet opgeruimd ) en
wordt er niet gejaagd (en blijven de dode dieren in het bos liggen).
Als zulk beheer lang genoeg duurt, wordt het bos vanzelf natuurlijker, al zal de status van oerbos onbereikbaar blijven.

Een natuurbos ziet er heel anders uit dan een productiebos:
In een natuurbos staan bomen van verschillende soort en verschillende leeftijd door elkaar.
Er zijn ook dode bomen, die nog overeind staan. Vroeg of laat vallen ze om. Volgens Jans is in zo'n natuurbos zeker 10 % .van de bomen dood.
Er zijn open plekken, afgewisseld door stukken.met dichte begroeiing.
De drie stadia van bosontwikkeling (jonge opslag, vitale volwassen bomen en aftakelende bomen) gaan geleidelijk in elkaar over.
De biodiversiteit is er groot. Er groeien veel soorten struiken en andere planten en er leven veel dieren: vogels, grazers als herten, zwijnen en runderen, en roofdieren. Het ecosysteem is nagenoeg compleet.

Dood hout speelt in zo'n natuurlijk bos een cruciale rol. 'Dood hout vormt in feite de basis van de voedselpyramide van het bos. Het is (in)direkt de voedselbron voor vrijwel alle organismen'. Van belang is vooral dat er genoeg dikke, dode stammen in het bos liggen. Een insekt als het vliegend hert heeft een dikke stam nodig om zich voort te kunnen planten.
Veel mossoorten groeien alleen op deze ondergrond, veel varens hebben er een voorkeur voor, net als sommige hogere planten als Robertskruid en Witte klaverzuring.
Verscheidene boomsoorten (berkesoorten, Beuk) blijken vaak te kiemen op vermolmde boomstammen.
Van de vogels zijn vooral de holenbroeders afhankelijk van dode bomen: spechten, boomklever, holenduif, bonte vliegenvanger en gekraagde roodstaart.
En uiteraard zijn veel houtetende insekten ervan afhankelijk.

De vijf Nederlandse bossen die door Jans waardig gekeurd zijn voor vermelding, zijn:
het beekbos Bekendelle bij Winterswijk,
de Imbosberg 34 ha ( bij Arnhem ),
het Norgerholt 25 ha (bij Norg in Drenthe),
het Savelsbos 250 ha in Zuid-Limburg en
de Millingerwaard 160 ha, waar ontwikkeling van nieuwe natuur op
voormalige landbouwgrond aansluit op enkele oude percelen ooibos.
Hun graad van natuurlijkheid is wel een stuk lager dan die van de Duitse.

Van de vijf Duitse bossen liggen er vier vlak over de grens met Nederland.
Het vijfde is het grote Bayerischer Wald.
Het bos in Frankrijk, La Tillaie bij Fontainebleau, is het oudste natuurreservaat ter wereld.

( Anders dan in het natuurbos staan in een productiebos de bomen van dezelfde soort en dezelfde leeftijd in percelen op rijen bij elkaar, wachtend op de kap.
Vaak zijn het uitheemse bomen die voor de houtteelt hierheen gehaald zijn, zoals Douglasspar, Fijnspar, Oostenrijkse - en Corsikaanse den.
De biodiversiteit is gering. Dat is niet erg, want natuur is niet het eerste doel. Dat is houtoogst.)



Norgerholt: de struik in het midden is een Hazelaar.

Onderaan bloeiende Bosanemoon en links daarvan een van de vele Braamsoorten.


Eiken-Hulstbossen in Drenthe:

Uit:
Nederlandse oecologische Flora, deel 2 , blz. 171, e.v.

Op een aantal plaatsen in Drenthe komen bossen voor, waarin onder
een scherm van hoge Zomereiken talrijke boomvormige Hulsten
(
Hulstbomen ) groeien.
Deze 'Eiken-Hulstbossen' ( een vegetatietype) zijn gebonden aan een
ongestoorde en zeer gerijpte bosbodem met keileem of beekzand in de ondergrond.
onder invloed van stagnerend water heeft zich hierop een dik pakket
fijne, zwarte humus ontwikkeld.
Het overwegen van Zomereiken in de boomlaag is toe te schrijven aan
de betrekkelijk hoge waterstand in het winterhalfjaar, waardoor maar
hier en daar een enkele Beuk optreedt.
In Drenthe is de Beuk trouwens nooit zo sterk op de voorgrond getreden
als verder zuidwaarts in Nederland, wat aan een combinatie van factoren
is toe te schrijven: het koele klimaat, de overwegend arme bodem,
de hakhoutcultuur en de beweiding van het bos.
Behalve dat de Hulst niet door de Beuk kort wordt gehouden, wordt hij
ook begunstigd door de vrij hoge luchtvochtigheid in het neerslagrijke
Drenthe. Verder is het niet uitgesloten dat de altijdgroene boom in het
verleden uit godsdienstige overwegingen werd gespaard.
Onder de Hulstbomen wordt het hele jaar bijna alle licht onderschept
en de massieve, langzaam verterende bladeren stapelen zich op.
enkele in dichte groepen groeiende schaduwplanten, zoals
Witte klaverzuring en Grote muur kunnen zich hier handhaven, maar
ze bedekken slechts een klein deel van de bodem.
Opvallend is hoe vooral de Blauwe bosbes, die talrijk onder de
Zomereiken groeit, op 'eerbiedige' afstand van de Hulstbomen blijft.
Behalve Klimop is er maar één plant die in het duister in de dikke strooisellaag goed kiemt, en dat is de Hulst zelf. Maar zijn kiemplanten groeien pas verder uit als ze in het licht komen te staan, bijvoorbeeld
doordat een Hulstboom door een storm omver wordt gegooid - iets wat wegens het oppervlakkige wortelstelsel nogal eens gebeurt.
Zo'n scheefgezakt, half ontworteld exemplaar kan trouwens jarenlang in
leven blijven; uit de stam ontspringen dan loodrecht omhoog groeiende,
forse zijtakken, die soms tot hele struiken uitgroeien. Een en ander heeft
tot gevolg dat een gesloten groep Hulstbomen niet licht voor een ander boomsoort plaats maakt.
De minder dichte, niet door Hulst beheerste gedeelten van
Eiken-Hulstbossen zijn vaak rijk aan bijzondere Bosbramen.
Verder groeien hier veelvuldig Lelietje-van-dalen en Dalkruid.
Eiken-Hulstbos is het enige bos met altijdgroene loofbomen in ons land.
Mede om zijn oude, ongestoorde bosbodem is het speciale bescherming waard.



Zie voor verdere info:

. https://huishoutsteen.wordpress.com/2015/02/17/het-norgerhol......

. www.nieuwe-wildernis.nl/index.php?id=264

. www.nieuwe-wildernis.nl/index.php?id=302

. www.historischnorch.nl/typisch-norg/norgerholt

. https://books.google.nl/books?

Kenniscentrum_Landschap_Rijksuniversitei.pdf


Hoofdstuk2

. . . 2.. . WANDELLUS WESTERVELDE . . 9 ½ km

Elk vierkant van het vierkantennet is in werkelijkheid 1 bij 1 km.
Route bestaat uit: punt 1 , 2 , verbindingsroute, 9 > 16
Bron: https://topokaartnederland.nl/

 


Het kleine dorp Westervelde is zeer bezienswaardig en heeft 13 rijksmonumenten.
.. Het bekendste en 'meest monumentale' is het Huis te Westervelde (Tonckensborg).


Tuinkoepel van het
Huis te Westervelde.


Esdorpjes Westervelde en Zuidvelde zijn dochternederzettingen

De esdorpen Een, Langelo, Norg en Peest bestonden al rond 800 na Chr.
Westervelde en Zuidvelde zijn van veel latere datum.
Deze twee zijn
dochternederzettingen vanuit het moederdorp Norg.
Ze werden gedurende de middeleeuwen aan de overkant van de es
gesticht om de bevolkingsgroei op te vangen.
Het zijn beide zeer karakteristieke esdorpjes/esgehuchten
met elk een lange geschiedenis.
Onderweg zie je hoe de families Lunsingh en Tonckens er tot op de
dag van vandaag voor zorgen dat deze gehuchten zich sterk onderscheiden
van die van de andere dorpen in de omgeving.

Een interessante tekst over hun ontstaan en ontwikkeling vind je hier:
https://archisarchief.cultureelerfgoed.nl/Beschermde_Gezichten/....

...• Een eeuw geleden was er nog veel heide. Daarvan zijn slechts verspreide,
.... kleinere heidevelden overgebleven.

.• De karakteristieke opbouw van het esdorpenlandschap rond 1900 :
... De kern bestond uit het esdorp met goorns ( moestuinen )
. ..In het esdorp stonden de rietgedekte boerderijen bijeen tussen
... hoogopgaand eikenhout.
....Gewoonlijk lagen de esdorpen op de hogere grond direct buiten het beekdal.

..• Ieder esdorp bezat :
. ..
1. Akkers op de essen (= gemeenschappelijke akkercomplexen)
...... .Die essen lagen vlak bij het dorp ook
op de hogere grond.

. ..
2. Graslanden (= groenlanden ): De wei- en hooilanden in de beekdalen.
... 3. Heidevelden: men had nog zeer veel heide rond 1900.
.......
( Van de Bossen was nog maar weinig over.)


.• Normaliter maakten het
esdorp met de es(sen) (1) en de groenlanden (2) samen
... ongeveer 20% uit van het dorpsgebied, de heide (3) de overige 80%.

• Bron: www.topotijdreis.nl Schuif de tijdbalk op 1903 en vul een plaatsnaam in
... zoekvenster rechtsboven.

 

 

Introductie esdorpenlandschap:

Middeleeuwse boeren hadden het niet gemakkelijk in Drenthe. De arme zandgronden waren ongeschikt voor akkerbouw en de beekdalen daarvoor te nat. Daarom bedachten de boeren als oplossing de akkers (1) te bemesten met een mengsel van heideplaggen en mest.
Hierdoor zag het Drentse esdorpenlandschap er rond 1900 als volgt uit:

.Het esdorp met goorns:
De oudste esdorpen lagen op de hogere grond direct buiten het beekdal.
Zo konden de toenmalige boeren zonder grote afstanden te moeten afleggen op hun akkers (1) komen en ook in de Graslanden (groenlanden) (2) in het beekdal.
Zo'n dorp bestond uit een zwerm boerderijen met daartussen open ruimten en één of meer brinken, waar het vee werd verzameld.
Er was daar ook een waterplas die als drinkplaats voor het vee diende en ook kon worden gebruikt als bluswater.
De beplanting op de brinken, de erven en langs de perceelsgrenzen gaven het esdorp een groen karakter.
Bij het dorp lagen goorns (moestuinen ; Garten (Duits) ; garden (Eng)

Het dorpsgebied bestond uit de volgende drie landschappelijke eenheden:

1. De es(sen) = gemeenschappelijke akkercomplex(en)
Het esdorp en de essen lagen bij elkaar op de hogere grond langs het beekdal. De essen waren eeuwenlang de spil van de Drentse agrarische economie.
Op de essen werden de broodgranen verbouwd die de bevolking in leven moest houden. Granen waarmee men ook de pacht moest betalen en waarmee men heel soms een kleine winst kon maken op de markt. Rogge was eeuwenlang het belangrijkste gewas.
De grond werd vruchtbaar gemaakt met plaggen van het veld, in de potstal vermengd met mest.
De essen waren meestal in een aantal blokken verdeeld, en die waren weer onderverdeeld in een aantal stroken (lange, smalle percelen). Deze stroken waren privébezit.
Als de es uitgebreid werd, gebeurde dat door een nieuw blok te beginnen (blokverkaveling). Iedereen had recht op een aandeel.
De percelen op de es waren niet van elkaar gescheiden door singels of houtwallen, maar door een hoeksteen of een diepere voor. Wel werd de es als geheel vaak van de omringende heide gescheiden door een houtwal (eswal) of bosrestant om schapen buiten te sluiten en om vee bij stoppelbegrazing juist binnen de es te houden. Zo'n bosrestant zie je o.a. in Zeijen en Anloo.
(Tegenwoordig zijn de essen nog goed te onderscheiden, maar wel deels bebouwd. Hun interne structuur is wel flink gewijzigd, want het versnipperde eigendom is door ruilverkaveling geschikt gemaakt voor moderne landbouwmachines. Ook van de eswal is meestal niet veel meer over.)

2. Graslanden (groenlanden) in de beekdalen:
Dit waren de wei- en hooilanden.
De hooilanden (maden) bevonden zich in de lage, natte delen dicht bij de beek).
De weilanden (het broek) voor het rundvee, op de iets hogere, drogere delen.
Die hooi- en weilanden werden tot het begin van de 19 de eeuw niet bemest, waardoor zich daar rijk bloeiende plantengemeenschappen konden ontwikkelen.
Toen het gemeenschappelijk gebruik van de hooi- en weilanden in onbruik raakte, ging men de percelen scheiden met sloten en houtwallen. Deze dienden o.a. als veekering (zie kaart hieronder).
De hooilanden op de lage, natte delen langs de beek kregen een onregelmatige blokvormige verkaveling met sloten als veekering.
De weilanden op de hogere, drogere delen, kregen een opstrekkende verkaveling met houtwallen. Deze dwarswallen lagen loodrecht op de richting van het beekdal. Bij de weilanden moest je wel houtwallen maken, omdat ze te hoog lagen voor sloten.
(Helaas zijn tegenwoordig veel houtwallen langs die weilanden verdwenen.)

.3. Heidevelden :
Het veld: aanvankelijk waren dit bossen, waar men o.a. strooisel haalde voor de stal. Toen dit schaars werd, ging men over tot het afgraven van humus. Daaropvolgend werden hele plaggen afgegraven. Geleidelijk aan verschraalde het veld en veranderde in heide.
De droge terreingedeelten met Struikhei werden vooral door schaapskudden begraasd.
De vochtige, venige terreingedeelten met dopheide werden geplagd. Zij hadden wat meer humeus materiaal.
In de veentjes stak men turf voor eigen gebruik.
Door roofbouw of karrensporen ontstonden ook hier en daar gaten in het vegetatiedek wat leidde tot stuifzand.

.Bossen :
Daarvan bleef niet veel over. Het oorspronkelijke halfopen boslandschap was in de loop van de tijd door de boeren teruggebracht tot enkele bosrestanten rond de essen en wat oud bos in de beekdalen.
De bossen leverden hout, maar werden ook beweid.

. Schematische weergave esdorpenlandschap in Drenthe
.
• Het dorp
met een of meer es(sen) (1), groenlanden (2) en heide (3).
In dit schematisch voorbeeld zie je één es getekend. Echter de helft van
....alle esdorpen hadden er meer dan één.
Er waren op diverse plaatsen houtwallen:
.. 1. De eswal : rondom de es.
.. 2. a. De twee grenswallen evenwijdig aan het beekdal.
........... Ze dienen als afscheiding van het grasland met de heide (of essen).
....... b. De dwarswallen (lagen in het beek
dal dwars op de grenswallen)
........... Ze begrensden de eigendommen.

Bij dit oude landbouwsysteem had elk landschapsdeel zijn eigen functie in het geheel.
Groenlanden (2) en heidevelden (3) leverden voedsel voor de veestapel; de veestapel zorgde voor de bemesting van de essen (1), waarop de granen werden geteeld.
De heidevelden (3) leverden ook strooisel en plaggen voor de potstal.
De bosrestanten leverden hout, maar werden ook beweid.
Door deze samenhangen is het esdorpenlandschap een eenheid en geen verzameling losse elementen.

• De infields zijn de es(sen) (1) en de groenlanden (2) Zij lagen dicht bij het esdorp en werden relatief intensief bewerkt.
• De outfields zijn de uitgestrekte heidevelden. Zij lagen verder van de boerderijen en waren minder intensief bewerkt.

Vanuit de esdorpen was er naar buiten toe een afnemende intensiteit van het bodemgebruik. Dat liep van de essen (1), die het meest intensief werden bewerkt, via de groenlanden (2) (= wei- en hooilanden in de beekdalen) naar de heidevelden (3) (het minst intensief).

Het esdorp met de essen (1) en de groenlanden (2) maakten samen ongeveer 20% uit van het dorpsgebied, de heidevelden (3) de overige 80%.
(In de 19e eeuw was de reiziger geïmponeerd door de uitgestrektheid van de heide en was hij weer blij wanneer hij na uren lopen door de heidewoestijn weer een oase van een dorp ontdekte.)

Bij deze extensieve landbouw dient elk bedrijf over grote oppervlakten te beschikken. Die ruimte was in het oude Drenthe volop aanwezig.
Zo was bij een bedrijf met 12 ha akkers in het begin van de 19 de eeuw nog gemiddeld 25 ha groenlanden en liefst 100 ha heideveld aanwezig !
Daarop hield men zo'n 20 stuks rundvee en 80 schapen.
Om de vruchtbaarheid van 1 ha akkerland te waarborgen was dus meer dan het tienvoudige aan ander grondgebruik noodzakelijk.

Infield-outfield farming:
Infield-outfield farming is broadly defined as a type of farming system utilizing its area at two different levels of intensity: an intensively farmed infield and an outfield exploited at a low intensity.
(In het Noors noemt men ze Innmark en Utmark)
Infield = het binnengebied, d.w.z.
1. het bewerkte gebied (cultivated land; in cultuur gebrachte gebied),
2. dicht bij de boerderij.
De infield werd intensief gebruikt. Denk aan ploegen, maaien, bemesten.
Outfield = het buitengebied, de wildernis), d.w.z.
1. het onbewerkte gebied (uncultivated land ; niet in cultuur gebrachte gebied),
2. ver van de boerderij.
De outfield werd extensief gebruikt bijv. voor 't weiden van vee.

 

 

 

Grafheuvels in het Tonckensbos:
uit de Bronstijd ?

 

 

Foto

 


..
..
• ..
..
..
• ..

. www.academia.edu/36441710/Kenniscentrum_Landschap ( blz. 22 )

 

 


Hunebed D2 Westervelde: klein maar fijn.

• Het hunebed ligt aan de noordoostkant van Westervelde, op de es.

• Met oorspronkelijk 4 dekstenen is het een klein hunebed.
.. Van die 4 konden er twee weer op de zijstenen gezet worden.
.. Een restant van de derde deksteen ligt in het graf en de vierde
.. ontbreekt.

Ik geef hieronder over het hunebed achtereenvolgens:
- een driedimensionaal model,
- een foto noordwaarts kijkend en
- een foto oostwaarts kijkend.
Onder die drie afbeeldingen zet ik telkens dezelfde compacte tekst over haar
1. Kamer, 2. Korte gang, 3. Ovale steenkrans.
Vergelijk telkens de afbeelding en de tekst om een indruk te krijgen.


• Hunebed D2 Westervelde:
........ bovenaanzicht van een driedimensionaal model: https://hunebeddeninfo.nl/#.

1. Kamer:
........
- oorspronkelijk aantal.... dekstenen d = 4...... ..zijstenen z = 8
...... ...sluitstenen s = 2
..........r = restant van de derde deksteen.
....... - Zoals gebruikelijk behoren de dekstenen aan de uiteinden niet
......... tot een triliet-constructie. Zij rusten namelijk niet alleen op 2 zijstenen,
......... maar ook nog op een sluitsteen.
......... De middelste twee behoren er wel toe.
2. Korte gang
( in witte rechthoek ):
......... Ze wordt gevormd door 1 paar gangzijstenen (z)
......... Er is geen gangdeksteen.
..........Misschien is die er ook wel nooit geweest bij zo'n klein hunebed.

3. Ovale steenkrans: zoals meestal afwezig.
........ ( Bij steenroof in het verleden verdwenen de kleinere stenen als eerste.
.......... Denk aan de stopstenen, de gangstenen en de kransstenen )


• Noordwaarts kijkend.
1. Kamer:
........
- oorspronkelijk aantal.... dekstenen d = 4...... ..zijstenen z = 8
...... ...sluitstenen s = 2
..........r = restant van de derde deksteen.
....... - Zoals gebruikelijk behoren de dekstenen aan de uiteinden niet
......... tot een triliet-constructie. Zij rusten namelijk niet alleen op 2 zijstenen,
......... maar ook nog op een sluitsteen.
......... De middelste twee behoren er wel toe.
2. Korte gang
( in witte rechthoek ):
..........Ze wordt gevormd door 1 paar gangzijstenen (z)
......... Er is geen gangdeksteen.
..........Misschien is die er ook wel nooit geweest bij zo'n klein hunebed.

3. Ovale steenkrans: zoals meestal afwezig.
........ ( Bij steenroof in het verleden verdwenen de kleinere stenen als eerste.
.......... Denk aan de stopstenen, de gangstenen en de kransstenen )



• Oostwaarts kijkend.
1. Kamer:
........
- oorspronkelijk aantal.... dekstenen d = 4...... ..zijstenen z = 8
...... ...sluitstenen s = 2
..........r = restant van de derde deksteen.
....... - Zoals gebruikelijk behoren de dekstenen aan de uiteinden niet
......... tot een triliet-constructie. Zij rusten namelijk niet alleen op 2 zijstenen,
......... maar ook nog op een sluitsteen.
......... De middelste twee behoren er wel toe.
2. Korte gang
( in witte rechthoek ):
..........Ze wordt gevormd door 1 paar gangzijstenen (z)
......... Er is geen gangdeksteen.
..........Misschien is die er ook wel nooit geweest bij zo'n klein hunebed.

3. Ovale steenkrans: zoals meestal afwezig.
........ ( Bij steenroof in het verleden verdwenen de kleinere stenen als eerste.
.......... Denk aan de stopstenen, de gangstenen en de kransstenen )

 

 

 

.
Wat is een hunebed:

.

Hunebedden zijn de oudste, zichtbare archeologische
monumenten van Nederland.
Ze stammen uit de Nieuwe Steentijd ongeveer 3000 voor Chr.

Het zijn groepsgraven van een prehistorische boerencultuur
(de eerste boeren in Drenthe).
Deze cultuur dankt haar naam, Trechterbekercultuur , aan de karakteristieke vorm van het aardewerk dat in grote hoeveel-
heden in de hunebedden is aangetroffen.
Ooit was deze Trechterbekercultuur over een groot deel van
Noordwest-Europa verspreid. We zien dan ook vlak over de grens
in de Hümmling vergelijkbare grafmonumenten.
 

De grote zwerfstenen die voor de bouw gebruikt werden, zijn
aan het einde van de voorlaatste ijstijd, het.Saalien (ca. 150.000 jaar geleden), met het landijs vanuit Scandinavië. aangevoerd.

De meeste hunebedden zijn onvolledig, doordat later alle kleinere
stenen (stopstenen, steenkrans) en de dekheuvel zijn verwijderd.
Van het hunebed bleef dan slechts een geraamte over van grote
keien.

Hunebedden waren in feite de oudste grafheuvels die we kennen.
Bij sommige hunebedden is de aanzet van die dekheuvel nog te zien.

In totaal zijn er nog 53 zichtbare hunebedden in Nederland.
Naast de 52 Drentse hunebedden ligt er nog 1 in Noordlaren (Gr.)

Ze liggen in wettelijk beschermde hunebedreservaatjes.
Van tientallen andere is bekend waar ze gestaan hebben, maar die
zijn nu verdwenen.


Hieronder zie je mijn tekening van een middelgroot hunebed met alles
erop en eraan.

.
Vooraanzicht en plattegrond van een middelgroot hunebed ( 6 dekstenen).
Deze tekeningen zijn schematisch.
.. Een realistische plattegrond zie verderop bij hunebed D53 Havelte-West.

In het midden van de zuidelijke lange zijde kwam de
korte gang naar de kamer.
.. Deze korte gang bestond bij een middelgroot hunebed uit
...2 paar gangzijstenen met 1 gangdeksteen op het eerste paar.
• De dekheuvel bestond uit aarde ( of toch ook stenen ? zie foto verderop )
Rond de voet van de dekheuvel liep een
ovale steenkrans.
.. Deze bestond uit enkele tientallen staande kransstenen ( k ).


T-vormige ganggraven:
Onze hunebedden behoren tot het type 'T-vormige ganggraven'.
- ganggraven : omdat ze een gang hebben.
- T-vormig : omdat de plattegrond ( van de kamer met korte gang )
..de vorm van een hoofdletter T met een korte stam heeft.
Zie plattegrond hierboven.

1. Kamer:

Hunebedden hebben een rechthoekige kamer van grote zwerfkeien.
Ze zijn gebouwd van 2 oost-west gerichte evenwijdige rijen zijstenen,
waarbij 2 tegenover elkaar gezette zijstenen telkens 1 zware deksteen
dragen ( trilieten = groepjes van 3 stenen ).
Omdat de eerste en de laatste triliet gemakkelijk om kunnen vallen,
zette men daar geen triliet, maar een groepje van 4 stenen.
(de deksteen rust daar niet alleen op de 2 zijstenen, maar ook op
een sluitsteen ).
Je hebt nu een rechthoekige kamer gekregen met muren en een dak.
Om te verhinderen dat regenwater de kamer insijpelde, vulde men
de gaten tussen zijstenen met stopstenen op.
Deze stopstenen bestonden uit platte stukken gespleten graniet
(zie foto verderop ).
Ook de openingen tussen dekstenen werden afgedekt door platte stenen.
Aan de buitenkant kwam daarover waarschijnlijk een leemlaag en
daar weer overheen een ovale dekheuvel. Deze dekheuvel is nu
meestal verdwenen.
De keienvloer in de kamer lag lager dan het maaiveld en was bedekt
met een laag granietgruis.

2. Korte gang:

De kamer is toegankelijk via een korte gang meestal in het midden van
de lange zijde en bijna altijd gelegen aan de zuidkant.
Deze korte gang staat haaks op de kamer.
Ze bestaat uit 1 tot 2 paar gangzijstenen, al of niet met 1 gangdeksteen.
( De kleine hunebedden met kamers van 2 of 3 dekstenen hebben
slechts een ingang zonder gang.)
De zwerfkeien van de korte gang zijn minder groot dan die van de
kamer. Je moet dan ook kruipend door de korte gang de kamer in.
Of en hoe de ingang werd afgesloten weet men niet.
Een drempelsteen lag in de ingang tussen de zijstenen.

3. Ovale steenkrans:

Over het hunebed werd een ovale dekheuvel opgeworpen.
( De ovale dekheuvel was misschien niet bij alle hunebedden
van zand. Zie bijv. Im Moor versunkene Hünengräber.
Het zou mij niets verbazen als in een aantal gevallen ook de
in Drenthe de ovale dekheuvel uit kleine stenen bestond, maar die
later ook weer als eerste geroofd werden.
Dikwijls omgaf een ovale steenkrans de heuvelvoet.
Deze krans van stáánde stenen sloot aan op de korte gang en
vormde een boog rond de voet van de ovale dekheuvel.


Hunnebedden zijn aanvankelijk gebruikt voor bijzetting van onverbrande
.. doden. Later ook nog voor gecremeerde doden. Sommige hunebedden
.. werden zelfs nog in de bronstijd gebruikt.
Deze grafkamers werden gedurende een aantal generaties gebruikt
.. door bepaalde vooraanstaande families.
De zure bodem in Drenthe heeft vrijwel alle organische resten
.. ( skeletten, hout, touw, linnen kleding, leer ) doen vergaan, zodat
.. slechts de
grafgiften overbleven. Denk daarbij aan:
..
- aardewerk potten met eten en drinken,
.. - bijlen van steen en vuursteen,
...- vuurstenen pijlspitsen,
.. - barnstenen kralen.


Om de hunebedden te groeperen naar grootte (klein, middelgroot, groot)
.. kun je als maat gebruiken de lengte van de binnenzijde van de kamer.
.. Ik gebruik hier een minder nauwkeurige, maar wel gemakkelijker maat:
.. het aantal dekstenen.
.. De Nederlandse hunebedden varieren van 2 t/m 10 dekstenen.
.. ( In Duitsland heeft men nóg grotere. )

.. 2, 3, 4 dekstenen = klein hunebed.
.. 5, 6, 7 dekstenen = middelgroot hunebed.
.. 8, 9, 10 dekstenen = groot hunebed.

..
De lengte van de binnenzijde van de kamer in meters is ongeveer
.. 2 keer het aantal dekstenen. Dus bij 10 dekstenen heb je een kamer
.. van ongeveer 20 m.



.• Bij hunebed D53 (Havelte-West) is mooi te zien hoe een kamer in elkaar zit.
.. Het is een aantal trilieten achter elkaar in een rij.
• Een triliet is een groep van 3 grote zwerfkeien.
.. Je zet twee staande zijstenen schuin naar binnen hellend tegenover elkaar
.. met hun platte kant naar binnen gekeerd.
.. Daar leg je een nog grotere steen, de deksteen, horizontaal bovenop
.. met zijn platte kant onder. Hij vormt het dak (zie foto). ..
• Doordat de platte kanten in de binnenkant van het monument zitten,
.. werd een min of meer gave kamer gevormd.
• De stopstenen ( dry stone walling ) waarmee alle openingen tussen de zijstenen
.. werden dichtgestopt, zijn verdwenen.
• Het keienvloertje is hier van platte stenen, daar zijn vaak ook ronde voor gebruikt.


.
Stopstenen ( platte stukken gespleten graniet) vulden de gaten op tussen
.. de grote stenen. ( Zij dragen dus de dekstenen niet ).
.. Het was droog metselwerk , d.w.z. zonder gebruik van mortel of cement.
.. Dit noemt men dry stone walling (Eng).
• Bij een hunebed had men ook een keienvloertje.

.
• Het hunebed D49 Schoonoord werd bij een latere reconstructie
.. aan de westzijde met een dekheuvel overdekt.

.• Het hunebed D49
Schoonoord heeft een korte gang haaks op de kamer.
.. Ze bestaat uit 2 paar gangzijstenen (z) met 1 gangdeksteen (d) op het eerste paar.

.
• Het hunebed D49 Schoonoord
• Je kijkt hier westwaarts.
De
korte gang heeft kleinere zwerfkeien dan de kamer rechts ervan.
.. Je moet daarom kruipend erdoor naar de kamer ( zie pijl ).
Achter de korte gang zie je de dekheuvel over het westelijke deel
.. van het hunebed en boven en links van de pijl 3 kransstenen.

.
• Plattegrond van D53 Havelte -West.
... zwart = staande stenen ...... grijs = dekstenen ...... wit = ontbrekende stenen.
• We zien hier 9 dekstenen die rusten op 21 zijstenen.
.. Hier zijn 4 trilieten ( zie rode t ).
.. De andere dekstenen rusten op méér dan 2 stenen.
• Omdat de eerste en de laatste triliet in een rij gemakkelijk om kunnen vallen,
.. zette men daar geen triliet, maar een groepje van 4 stenen, namelijk:
.. de deksteen rustend op 2 zijstenen en een sluitsteen.
.. Daarnaast heeft men op nog enkele andere plekken geen triliet gebruikt.
• De korte gang ( zie vierkant ) is compleet, d.w.z. :
.. 2 paar gangzijstenen met 1 gangdeksteen op het eerste paar.

• Van de ovale steenkrans is minder dan de helft nog aanwezig ( de zwarte stenen).

.• Een dekheuvel hoeft niet uit zand te bestaan. Het konden ook stenen zijn.
.. Dit heeft men o.a. ontdekt bij Im Moor versunkene Hünengräber.

. www.geheugenvandrenthe.nl/hunebed

. https://issuu.com/virtumedia/docs/archeologie_mag....

. www.archeologiehuiszuidholland.nl/images/Intranet/p.....

 


Wat is een pingoruïne ?

Hier een beschrijving met een voorbeeld uit het Balloërveld.
Een halve kilometer ten noordwesten van de Galgenberg ligt een
pingoruïne met daarin een meertje. Zie foto.

.• Het pingomeertje vanaf de zuidoost oever.

Wat is een pingoruïne ?
Dit is een vaak vrij diep, rond meertje , soms omzoomd door een lage wal.
Het is overgebleven na het smelten van een ijslens in de bodem.

Hoe is zo'n pingoruïne ontstaan?
• Tijdens de laatste ijstijd was het zo koud dat de bovenste tientallen
.. meters permanent bevroren waren (permafrost).
.. Onder deze bevroren bodem bevond zich grondwater dat vanwege
.. de grote diepte sterk onder druk stond.
.. Op plaatsen waar zich scheuren in de permafrost bevonden welde
.. het grondwater
daarom omhoog (1).
.. Zodra het in de zone met permafrost kwam bevroor het.
.. Hierdoor ontstond een ondergrondse ijslens, die door de aanvoer
...van nieuw grondwater bleef groeien. De grond boven de ijslens werd
.. steeds verder omhooggeduwd. Er ontstond een heuvel die tientallen
.. meters hoog kon worden
(2).
• Door de aanhoudende groei van de heuvel met de ijslens ontstonden
.. er op een gegeven moment scheuren in de grond bovenop de ijslens.
.. Zonlicht kon nu op het ijs schijnen, waardoor dit langzaam ging
.. smelten.
.. Ook de bedekkende grondlaag ontdooide. Geholpen door het
.. smeltwater dat van de pingo afstroomde geleden stukken grond naar
.. beneden, die zich aan de voet van de heuvel ophoopten.
.. Zo vormde zich aan de onderkant een ringvormige aarden wal, de
.. zogenaamde randwal.
.. Toen al het ijs gesmolten was bleef er een ringvormige krater over
.. die zich vulde met smeltwater: een pingoruïne (3). 
• Vanaf het begin van het Holoceen nam de temperatuur sterk toe.
.. In het pingomeertje gingen planten groeien. Afgestorven planten
.. verrotten niet maar stapelden zich op tot veen. Geleidelijk raakte de
.. pingoruïne opgevuld met veen. In het landschap waren nu alleen
.. nog de ringvormige aarden wallen herkenbaar.
• Uit koolstofdateringen van plantaardig materiaal uit de onderste
.. veenlagen is gebleken dat de pingoruïnes zijn gevormd rond de
.. 12.000-11.000 jaar geleden.
.. In de 19e en 20e eeuw werden de pingoruïnes uitgeveend
.. Na het uitvenen vulde de pingoruïne zich met regenwater, waardoor
.. de ronde pingomeertjes weer herkenbaar werden in het landschap (4).

.

Zie: www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen...

 

ANWB Campings:
Zie voor een overzicht anwb.nl/drenthe



Wildkamperen:
Een nachtje bivakkeren ('s avonds de trekkerstent opzetten en 's morgens weer afbreken) is geen probleem
in dit gebied.

 

Knapzak-ABC:
Zie: https://knapzakroutes.nl/bokd/knapzak-abc/
Hier wordt het landschap uitgelegd met behulp van 60 trefwoorden.
Denk daarbij aan woorden als: boermarke, brink, celtic fields en havezate.

 

Routeboekje:

.
..
K 27 Westervelde - Norg



Achtergrondinfo hunebedden:

.
..
Gids voor de hunebedden in
..... Drenthe en Groningen.

..... Wijnand van der Sanden,
..... Tweede, herziene druk,
..... WBOOKS, Zwolle

.


Te bestellen bij:
Reisboekwinkel de Zwerver ( webshop voor reisgidsen en landkaarten) 

 

 


Overnachting:

Voor mooi gelegen vakantiehuisjes in de natuur
ga je naar Natuurhuisje.nl

.



... Deze wandelsite is niet-commercieel, onafhankelijk en gratis.
... Dat is enkel mogelijk door steun van de bezoekers.
...
... Heb je hier goede info gevonden, toon dan je waardering door een
... kleine donatie voor het vele werk.
... .Zo kan de website ook gratis blijven en uitgebouwd worden!

............................................... .
... • Betaal met deze knop in een paar klikken via je eigen PayPal-saldo.
... • Heb je zelf nog geen PayPal-rekening, dan kun je toch via PayPal
...... vanaf j
e creditcard geld overmaken.

....Uiteraard kun je ook doneren door overschrijving op mijn
.. ING-bankrekening:

.. IBAN : NL38 INGB 0003 5057 89
.. BIC : INGBNL2A
.. t.n.v. P. C.M. Smulders.



Andere mooiste knapzakroutes vind je op:
.
www.pietsmulders.nl/nederland_knapzakroutesdrenthe.html

 

 

. .... . .... .

LAATST BIJGEWERKT : 17-10-2020