.
ERDALEN
*
aan noordwestzijde van de Jostedalsbreen

 

 

Uit de collectie
Dagwandelingen Zuid-Noorwegen
www.pietsmulders.nl/noorwegen.




.... Groen= bos ... Grijs= open gebied
Dit kaartfragment is voldoende. Je hoeft dus geen turkart te kopen.
Langs de wandelroute zien we vier bekkens:
1. Sandane, 2. Grandane, 3. Ulvestegen en 4. gletsjermeer bij de Erdalsbreen.
De geografische naamgeving is in Noorwegen een rommeltje. Van de beide seters zijn verschillende namen in omloop. Ik gebruik alleen Storesetra en Vetledalssetra.
Een goede kaart van heel Noorwegen vind je op www.norgeskart.no

Dit hoogteprofiel is gemaakt met behulp van
www.norgeskart.no.
Het is zowel horizontaal als vertikaal niet erg nauwkeurig. Dit wordt veroorzaakt doordat je bij het in de kaart tekenen van de lijn kleine bochten afsnijdt. Daardoor wordt de lengte op het profiel te kort weergegeven en ook de hoogtes zijn dan niet exakt. Toch geeft het wel een goede indruk van het traject.
Bij de vertikale as staat m.o.h = meter over havet (= meter boven zeeniveau).



Belangrijkste gegevens:.
.
. .+ 2. =. 4½ uur (zuivere looptijd).
Je stijgt op de heenweg geleidelijk 535 hoogtemeters.
Loppeset - Storesetra = 45 min.
Storesetra - Vetledalssetra = 45 min.
Vetledalssetra - Intimus = 1 uur.

Heen-en-terugwandeling:
Vanaf de parkeerplaats (op 335 m hoogte) naar de noodhut Infimus (op 870 m) en terug.

. Lichte wandeling:
Er is een goed pad in gemakkelijk terrein.

. Parkeerplaats aan het einde van de bomveg (tolweg).

. Drinkwater: vooraf flessen vullen.
Vijfentwintig meter ten oosten van setergebied Storesetra zie je in het bos de eerstvolgende goede gelegenheid waar je drinkwater kunt nemen.

Zoals in de meeste dalen zijn zowel seters als paden op de solside (zonzijde) gelegen. Hier wordt het zo snel warm, dat eind juli de Struikhei al bloeide en Blauwe bosbes en Kraaihei al bessen hadden.
Op de zonzijde heb je ook minder last van aardverschuivingen en lawines.

In het verleden bestond er een interessante
Natur- og kultursti Erdalen. Bijbehorende beschrijving was verkrijgbaar bij het Jostedalsbreen Nasjonalparksenter aan het meer Strynsvatn.
Hiervan waren de genummerde palen in 2021 nog in het terrein aanwezig. Informeer vooraf bij het Jostedalsbreen Nasjonalparksenter of de beschrijving nog te koop is.
Ik zal ook hieronder interessante info van enige palen verstrekken.

Het wegloze deel van het gletsjerdal Erdalen ligt diep ingesneden tussen sneeuwvelden en gletsjers van de ijskap Jostedalsbreen. Het is een machtig landschap, waarin je je klein voelt.

Erdalen heeft negen bekkens.
Drie daarvan zijn gevuld met gletsjermeren: één voor de Erdalsbreen en twee voor de Vesledalsbreen.
De andere zes zijn breelvsletter (spoelzandvlakten ; sandar) (breelvsletter betekent letterlijk: gletsjerriviervlakten)
De grootste daarvan is Sandane. Ze is 1600 m lang, 700 m breed en maar liefst 122 m diep (opgevuld met delta-afzettingen). Een deel van die spoelzandvlakte is nog maar weinig aktief, want daar groeit al elzenbos.

Bovenaan splitst Erdalen zich in tweeën en aan het eind van ieder van die twee takken ligt een gletsjertong. Deze gletsjertongen, Erdalsbreen en Vesledalsbreen, vormen de toegang tot het unieke gletsjer- en piekenlandschap ten noorden en oosten van de Lodalskåpa (2083 m). Hier heb je de wildste en meest extreme gletsjer- en bergformaties in Noorwegen.

In Erdalen ben je aan de noordwestzijde van de Jostedalsbreen. Daar regent het tamelijk veel (2000 mm/jaar). Je kunt een verregende dag voorkomen door bij slecht weer door de tunnel naar het droge Ottadalen (Grotli of verder) te rijden.

ANWB Campings:
Zie voor een overzicht anwbcamping.nl/noorwegen

Wildkamperen:
In Noorwegen mag je kamperen in de vrije natuur (allemansrecht). Zet je tent maar op een leuke plek langs een rivier of meer. Zoek wel een rustig, afgelegen plekje minimaal 150 m van een huis of hut.



Routebeschrijving en achtergrondinfo: ..
Rijd in het Erdalen naar het einde van de weg, vervolgens over de bomveg (tolweg) tot de kleine parkeerplaats bij de heuvel Loppeset. Je bent hier op 335 m boven zeeniveau.
Het dwarsprofiel van dit voormalige gletsjerdal is U-vormig (brede, vlakke bodem + steile wanden) (zie kader verderop).
Na ca. 45 minuten wandelen bereiken we het setergebied Storesetra, een seter met recreatiewoningen.
Na opnieuw ca. 45 minuten komen we bij het setergebied Vetledalssetra. Hier heb je de zelfbedieningshut Vetledalseter(Turisthytte).
Soms hoor je een soort kanonschot. Dit wordt veroorzaakt door een afgebroken stuk ijs (van de gletsjer) dat naar beneden dendert.
Erdalen start op 29 m boven zeeniveau op de oever van het Oppstrynsvatnet. Dat is een 20 km lang meer dat vroeger deel uitmaakte van het Nordfjord fjordsysteem. Door het verdwijnen van het ijs van de laatste ijstijd is dit gedeelte van Noorwegen 29 meter opgeheven en daardoor werd het Oppstrynsvatnet weer een meer.
De bosgrens ligt hier op ca. 700 m boven zeeniveau en de gletsjertong Erdalsbreen komt naar beneden tot ca. 870 m.
Mooie populatie edelherten in dit
dal.

Erdalen is a branch valley (zijdal) of the Strynedalen valley and extends ca. 13 km in towards the Jostedalsbreen ice cap.
It is a flat, wide, glacially-eroded, U-shaped valley whose floor
(dalbodem) rises in steps (treden) (ze is dus trapvormig).
The mountains on either side reach to more than 1800 m.
There are two summer dairy farm areas
(setergebieden) in the valley, Storesetra and Vetledalssetra. Nowadays they are only used for grazing.
An old route between Nordfjord and Sogn ran along the valley.
Until about 1925, large cattle droves used to follow the valley up onto the Erdalsbreen glacier to cross the ice cap to reach the Jostedalen valley which took them towards southeast Norway.
Also tourists were safely guided over the glacier by the former authorised guides who lived in the valley.
Many interesting quaternary geological features can be seen in the valley, including moraines (morenes) and fluvioglacial deposits (smeltwaterafzettingen). There are large sandar (spoelzandvlakten) where the river is constantly shifting its course. These have a distinctive vegetation and a rich birdlife. (sandar = meervoud van sandur).
The quiet river turns into rapids (stroomversnellingen) when crossing rock thresholds (rotsdrempels).




Staande bovenop Loppeset en omkijkend in de richting van de fjord.
Hesthammeren is een rotsdrempel (rotsige rug dwars over het dal).
Achter boerderij Greidung zie je nog zo'n rotsdrempel.
Erdalen is een vlak en breed U-vormig dal met een diepliggende, trapvormig stijgende dalbodem, terwijl het gebergte aan beide zijden zich tot meer dan 1800 m verheft.


Het wandelpad steekt de Hesthammaren over. Dit is een opvallende rotsdrempel (=rotsige rug dwars over het dal).


We zien de machtige Strynekåpa (1530m) in de verte. Hij blijft centraal in beeld, terwijl wij hem langzaam naderen.
Het natuur- en cultuurpad is gemarkeerd met genummerde palen.
Hier zien we bij paal 6 op de kale rots kwartsaders. De donkere mineralen zijn door verwering verdwenen en over bleven alleen de hardere, meer resistente lichte mineralen kwarts en Veldspaat.


Een zeer open fjellberkenbos. De fjellberkjes blijven hier in deze moeilijke omstandigheden klein en veelal krom. De Duitsers noemen de fjellberk daarom Krumm-Birke ! Als ondergroei zijn er bessenstruikjes
.


Om een veilig pad te maken op deze kale rotshelling legde men rechts een rij platte keien en vervolgens links ervan steengruis.


aaaa



Nature and culture in Erdalen:





 It is a NW–SE-oriented valley to the north of the glacier.
 Farms are located in the lower lying north-western part of the valley, whereas the National Park start from about 350 m.a.s.l. and include the summer farms.
 Erdalen has two summer farm areas
(setergebieden):
Storesetra
(with buildings owned by the farms Erdal, Rygg and Berge) and Vetledalssetra (with buildings owned by the farms Tjellog and Greidung).
The two summer farm areas
(setergebieden) are found about 500 m.a.s.l. (meters above sea level) , surrounded by open grass-dominated pastures and separated by open forest on river banks and outwash plains (spoelzandvlakten ; sandar).
 The valley bottom
(dalbodem) is surrounded by mountains reaching about 1800 m.a.s.l., with steep mountain slopes with screes (puinhellingen ) and boulders.
 Below the forest limit
(bosgrens), which goes up to 700 m.a.s.l., the vegetation is deciduous forest dominated by birch (Betula) and grey alder (Alnus incana) (Witte els). These open vegetation types are also grazed.

 The 13 buildings at the summer farm area (setergebied) at Storesetra lie in two rows at the bottom of the mountain slope, with gables facing the main pasture. Generally the houses are 3–4 m by 6–7 m and divided into two rooms. The inner room or living room, with fire place for cheese production, is built of logs, while the outer room with the entrance is built from a framework construction.
Several houses are dug into the slope with a stone-built byre
(stal) below the house. Others have small free-standing stavebuilt byres.
The roofs were traditionally covered with birch bark and grass turf, but today most have roofing in modern materials.
 The five buildings at Vetledalssetra are of the same type. They are standard built with more or less fixed sizes.

 At the summer farms grazing and winter fodder harvest took place.
It also included cheese production and use of the forest for firewood.
 Summer farming ended about 1960 and the area is today used for grazing by modern cattle breeds (mainly ‘Norsk Rødt Fe’) during summer time (about 250 cattle in July and August).

 The path to the summer pasture is on the northeast side of the valley. The path follows slopes, naked rock and bogs, and is well adapted to the local landscape. In problematic areas, the path is built up with stones and slabs.
 Due to the many rockfall and snow avalanches at the southwest side of the valley, the farmers have built strong stone fences as protection for cattle and sheep.

 The Erdalen valley is typical for this region and is deeply incised into bedrock (vast gesteente) (mainly gneisses); adjacent summits are up to 1200–1500 metres above the valley floor (dalbodem). The width of the valley floor varies along the valley but rarely exceeds 700 m.
 Bedrock exposed across the valley bottom forms natural rock thresholds
(rotsdrempels) controlling the incision of the main stream and creates natural boundaries between interconnected valley basins(bekkens). (Je hebt dus een opeenvolging van rotsdrempels en bekkens).
 Along the valley walls
(dalwanden) , bedrock (vast gesteente) alternates with talus cones (puinkegels), alluvial and colluvial fans.
 A small glacial lake occupies the innermost valley basin at the margin of the present glacier. This lake is situated at 867 m.a.s.l. and drains across a bedrock sill
(rotsdrempel). The Erdalen glacier margin was located at this threshold in 1943; the glacier margin has been generally retreating (terugwijken ; slinken) since then and the lake developed.
 Between 460 m.a.s.l. and 480 m.a.s.l. the outwash plain (sandur)
Sandane is developed, 1600 m long and up to 700 m wide and 122 m deep.(outwas plain ; sandur = spoelzandvlakte ; sandur)
www.researchgate.net/

aaaa


Storesetra, 470 m
.
. This summer dairy farm area(setergebied) is situated about 470 m next to the fluvioglacial plain (spoelzandvlakte).
. The buildings are placed in two roughly rows along the north side of the valley above a broad, lush meadow that slopes down to the river.
. Most of the buildings are used by the owners as weekend homes.
. Storesetra was an active summer dairy farm area until the 1950's. A dairymaid from each of the three farms which had livestock here walked up from the farm late in the afternoon, herded the animals up and did the evening milking.
. The milkmaids spent the night here and milked the cows again early in the morning. Then about six in the morning, they returned to the main farm carrying the milk in 25 litre churns
(melkbussen) on their backs. In the evening of the same day, they started again to herd up the animals.
. Nowadays, around 200 cattle and many sheep graze in the valley. The farmers do not drive their cattle up here before Midsummer, to ensure that the grazing will last for the rest of the summer.




The buildings on Storesetra are placed in two rough rows along the north side of the valley above a broad, lush meadow that slopes down to the river.


Jeneverbessen zie je in Noorwegen veel op de seters.


aaaa




deze inactieve puinhelling raakt langzamerhand begroeid.


Het open berkenbos.

aaaa


Vetledalssetra, 525 m
.
. This summer dairy farm area (setergebied) is situated about 525 m above sea level. Here the buildings were randomly positioned.
. Also Vetledalssetra used to have milkmaids in summer, although there are fewer buildings here than at Storesetra.
. Vetledalseter (Turisthytte) is available to all users.
. Erdalen splits here into two. Storedalen, the largest of these valleys, continues southwards and Vesledalen, the smaller one runs towards the east (Store =
groot ; Vesle = klein)
. Vetledalseter (Turisthytte) is a fine starting point for short trips to Erdalsbreen and Vesledalsbreen.




Aan de westzijde van het setergebied liggen overal grote rotsblokken.
Links zie je een van de hutten.


Als je hier op de Vetledalssetra staat, onderschat je de machtige Strynekåpa (1530m). Deze is maar liefst 1000 m hoger dan de setra (525 m).


Vetledalseter (Turisthytte).





aaaa



Breelvsletter
(=spoelzandvlakten ; sandar)
(breelvslette betekent letterlijk gletsjerriviervlakte)

. A plain deposited by glacial rivers (gletsjerrivieren) in front of a glacier is usually called an outwash plain (= spoelzandvlakte).
. Large amounts of rock debris
(gesteentepuin) were transported by glacial rivers and deposited on the valley floors (dalbodems) in front of the glaciers during the melting period, near the end of the last glaciation (ijstijd).
. The glacial rivers frequently transported many sizes, from head-size stones to silt and clay.
The coarsest boulders were deposited near the glacier fronts
(gletsjerfronten) (= uiteinde van de gletsjertong) and gradually smaller size grains were deposited downvalley with increasing distance from the glacier. The clay-sized grains were usually transported across the plains and deposited in the lakes.
. Braided streams
(vlechtende rivieren) are characteristic for outwash plains (spoelzandvlakten ; sandar)
(sandur = enkelvoud; sandar = meervoud).
1. The glacial rivers were frequently overloaded with debris, and
2. the water discharge
(waterafvoer) changed rapidly.
This led to rapid deposition of sediments in river channels
(geulen) by rivers which frequently overflowed their banks (banken) and established new channels.



Op de dalbodem heb je breelvsletter (spoelzandvlakten ; sandar).
Het zijn grote zand- en grindvlakten gevormd door de afzettingen van de gletsjerrivier).
Een gletsjerrivier is een vlechtende rivier, d.w.z. dat ze meerdere geulen heeft die zich veelvuldig vertakken en weer samenkomen met andere.
Dit vlechtende patroon is het gevolg van
1. de rijkelijke puintoevoer en
2. de sterk wisselende waterafvoer (winter - zomer).



Beneden op de dalbodem in de buurt van de twee seters zie je een weinig actief deel van de grote breelvslette (spoelzandvlakte ; sandur) Sandane. Deze spoelzandvlakte is maar liefst 1600 m lang en 700 m breed.
Ze is hier bijna helemaal bedekt met bos, waarin de Witte els (Alnus incana) domineert.
Je kijkt westwaarts vanaf het uitzichtpunt op het wandelpad bij Reset (vlak voor Vetledalssetra).


Hier een zeer actief gedeelte van een spoelzandvlakte.

Tip:
Een van de grootste nog actieve breelvsletter (=spoelzandvlakten) van Scandinavië ligt aan de oostzijde van de ijskap Jostedalsbreen en heet Fåbergstølsgrandane. Ze ligt iets ten noordoosten van de Nigardsbreen. Zeer bijzonder!

aaaa




De gletsjerrivier met haar "magere melk".
Das grau oder weiß getrübte Wasser , das an Gletschern abfließt, wird als 'Gletschermilch' bezeichnet. Das Wasser transportiert vom Eis fein zerriebenes Gesteinsmehl (Sandpartikeln), wodurch die Mischung wenigstens an Magermilch erinnert.



Higher Erdalen seen from Ulvestegen step (trede, dus rotsdrempel).
Grandane and Sandane basins (bekkens) are visible in the foreground, while the Hesthammaren rock threshold (rotsdrempel) is hiding the rest of the valley.
Notice the beautiful U-shaped profile of the valley.


aaaa

 

Infimus (DNT-noodhut bij de Erdalsbreen), 870 m
.
.
There is a small, open shed (870 m) near Erdalsbreen.
. Only people that are familiar with glaciers and are porperly equiped, may cross the glacier to Slaeom of Fåbergstølen, or ascend Lodalskåpa (2083 m).


De noodhut Infimus.


aaaa




Na het terugwijken van de Erdalsbreen kwam er een bekken te voorschijn met daarin een gletsjermeer.

aaaa


Old thoroughfare:
.
.
Vetledalssetra has long been the starting point for groups walking up Stordalen and the Erdalsbreen glacier and down the Lodalsbreen glacier to Fåbergstølen in Jostedalen, the large valley east of the Jostedalsbreen ice cap.
This is a relatively short, straightforward route across the ice cap, especially early in summer when the crevasses
(gletsjerspleten) are snow covered.
. The ice cap was at one time
(vroeger) the easiest routeway between Oppstryn and Jostedalen.
1. Before the church in Jostedalen was built in 1660, bridal processions crossed the ice cap and went down to the church at Oppstryn so that the couples could be married.
2. Many cattle droves crossed the ice cap here. At that time the glacier reached far down the valley and it served as a practical 'road ' for such use. It was a long trip, taking them 10 - 12 hours to cross the glacier. The animals hooves were often bleeding and they were given no food until they reached the other side.
They were then driven on to summer grazing in Valdres and Hallingdal. In the autumn, they drove them down to the various markets in the Oslo regio, where they were sold.

The last drove took place in 1925. The glacier had then retreated
(geslonken ; teruggeweken) so far that it was difficult to get onto the glacier snout (gletsjerfront = the lowermost part of a glacier tongue).



 

aaaa

 

1. Dwarsprofiel: U-vormig, d.w.z.
brede, vlakke dalbodem + steile dalwanden

Dalen die door gletsjers geërodeerd zijn, herken je meestal gemakkelijk aan hun U-vormig dwarsprofiel.
(Dit in tegenstelling tot rivierdalen, die vaak een V-vormige dwarsdoorsnede hebben.)

Bij zo'n door gletsjers geërodeerd dal is de dalbodem sterk verbreed en zijn de dalwanden veel steiler geworden. Dit U-vormig dwarsprofiel wordt vaak nog geaccentueerd doordat het laagste deel van de dalbodem na de vergletsjering verder vervlakt door opvulling van meren met delta-afzettingen.

De verbreding van de dalbodems is het gevolg van de omstandigheid dat gletsjererosie, i.t.t. riviererosie, niet beperkt is tot een smalle strook onderin het dal (de rivierbedding zelf), maar plaatsvindt over de gehele door ijs bedekte oppervlakte (dus de gehele dalbodem en het onderste deel van de dalwanden (middelste tekening).

.
The formation of a U-shaped cross-profile.


Fig.1 Before the Ice Age:
Rivers in mountains ran down V-shaped valleys.


Fig.2 During the ice Age:
When a glacier rumbled down the same valley the ice was so thick that it was able to pluck
(plukken) and abrade (schuren) the valley floor (dalbodem) as well as the valley sides (dalwanden).
So the V-shaped valley became a U-shaped valley, with a flat valley floor
(dalbodem) and steep valley sides (dalwanden).
(Plucking = a type of glacial erosion that occurs when ice freezes onto the floor and sides, ripping out
rocks when it moves).

(Plukken = het loswrikken van rotsblokken (langs splijtvlakken) en vervolgens wegvoeren.
Het is het belangrijkste van de twee processen. Door plukken verdwijnt er veel meer volume aan rots dan door schuren.

Fig.3 After the Ice Age:
Now that the ice has all gone, this U-shaped valley has a river flowing through them again. But the river is too small for this very wide valley and is called misfit stream
(hongerrivier).
At the valley sides
(dalwanden), scree (hellingpuin) often builds up from all the freeze-thaw weathering (vorstverwering) that has taken place on the valley sides (dalwanden) above. (m.a.w. de overgang tussen de dalwand en de dalbodem is dikwijls bedekt met naar beneden gevallen puin dat zich verzamelt heeft in een puinhelling.)



. Erdalen is a U-shaped valley (= dal met een U-vormig dwarsprofiel).


Hoe diep de gletsjer uitschuurt, houdt vooral verband met de hardheid van het gesteente, daarnaast met de dikte en stroomsnelheid van de gletsjer.

Kleine zijgletsjers zijn minder dik en hebben een lagere stroomsnelheid dan de hoofdgletsjers. Daardoor zijn de dalen van kleine zijgletsjers ook veel minder diep uitgeschuurd dan de hoofdgletsjerdalen waarin zij uitmonden. Dit leidt, na afsmelting, tot de aanwezigheid van 'hangende' zijdalen. (Zie tekening B hieronder). De rivieren van de zijdalen komen dikwijls als hoge watervallen naar beneden (voorbeeld Utladalen-wandeling)
(Bij rivier-erosie heb je dat niet; daar ligt de bodem van het zijdal bij de monding gewoonlijk wel op hetzelfde niveau als de bodem van het hoofddal)



A. During maximum glaciation (vergletsjering) , the U-shaped valley is filled by ice to the level of the small tributaries (zijgletsjers).

B. After glaciation the valley floor (dalbodem) may be occupied by a stream and ribbon lakes (langgerekte meren).

C. If the main stream is heavely loaded, it may fill the valley floor with sediment.

D. Should the glacial valley have been deepened (uitgediept) below sea level, it will be occupied by a fjord (= deep, narrow estuary).

Een fjord is eenzelfde reliëfvorm als een U-vormig dal, maar hier heeft de gletsjer zo diep uitgeschuurd dat na het afsmelten van het ijs dit U-vormige dal met zeewater is gevuld (zie tekening D).
Je ziet dat op de fjordbodem nog geen afzettingen zijn.
Slechts bij het binnenste fjordeinde is er een begin van delta-afzettingen in de fjord. Denk bijv. aan Lysebotn (Kjerag-wandeling)


aaaa


2. Lengteprofiel: trapvormig
(opeenvolging rotsdrempels en bekkens)
.
Dalen die door gletsjers geërodeerd zijn, herken je ook aan het lengteprofiel. Het is gekenmerkt door een trapvormig stijgende dalbodem m.a.w. er is een opeenvolging van steile gedeelten (voorzijden van de rotsdrempel) en vlakke gedeelten (bekkens met daarin een meer, of opgevuld met delta-afzettingen).

Rotsdrempels:
Een rotsdrempel is een rotsige rug dwars over het dal.
De voorzijde van de rotsdrempel kan zo steil zijn dat het water er als watervallen overheen stort.
Na de ijstijd heeft de rivier in een rotsdrempel dikwijls een scherp V-dalletje of een kleine kloof uitgeschuurd.

Bekkens:
Een bekken is een uitdieping in een gletsjerdal.
De vlakke gedeelten in een gletsjerdal vertonen vaak bekkens. Deze bekkens kunnen tientallen tot zelfs meer dan 100 meter diep zijn.
In eerste instantie zijn ze gevuld met meren(1), maar na verloop van tijd worden die weer opgevuld met delta-afzettingen(2). Je ziet er nu spoelzandvlakten en beneden bij de boerderijen landbouwgebied.
Hoe diep de uitschuring van de bekkens is, houdt vooral verband met de hardheid van het gesteente, daarnaast de dikte en stroomsnelheid van het ijs.




Zéér instructief is het mooie Erdalen:

.
Rotsdrempels:
In het begin van de wandeling passeren we de markante rotsdrempel Hesthammaren.
Later heeft de rivier hier een kleine kloof uitgeschuurd.

Bekkens:
In dit dal zijn 7 bekkens (zie onderstaande lengteprofiel).
Tijdens de autorit door het landbouwgebied passeren we er al 3, namelijk de vlakten bij achtereenvolgens de boerderijen Erdal, Tjellaug en Greidung.
Daarna passeren we er op onze wandeling nog 4. Dat zijn de drie spoelzandvlakten Sandane, Grandane en Ulvestegen en het gletsjermeer bij de gletsjertong Erdalsbreen.

. Stepped longitudinal profile of Erdalen taken along the river bed showing surface elevation and sediment depths.

. Glacially eroded valleys in most of the cases show a very typical, stepped (getrapt) longitudinal profile, consisting of alternating rock thresholds (rotsdrempels) and basins (bekkens).
. These basins are called glacial overdeepenings
(uitdiepingen) and are presently oftentimes filled with lakes, sediments (and sometimes seawater) (Dit laatste is het geval bij fjorden).
. Glacial overdeepenings (uitdiepingen) have been exposed during the last deglaciation as glacial lakes(1) (gletsjermeren) and flatbottomed valleys(2)(zie hieronder rechtse tekening).
. These basins
(bekkens) have been identified as evidence for glacial erosion, since rivers do not transport eroded material upslope out of the basins, which indeed glaciers can do (Zie hieronder linker tekening).
Een gletsjer beweegt in de richting van het helling van het gletsjeroppervlak. Deze richting hoeft niet hetzelfde te zijn als de hellingrichting van het terreinoppervlak onder die gletsjer. Hij kan dus hellingopwaarts stromen (zie linkse tekening).



. Linkse tekening:
Glaciers can transport eroded material upslope.
(linksboven: Tributary glacier = zijgletsjer).

.
.
Rechtse tekening:
After the glacier retreats
(terugwijkt; slinkt), the basins (bekkens) are first filled with water (zie 1. Glacial lake (=gletsjermeer) and later on with delta-deposits (zie 2. Flat-bottomed valley).



Glaciale uitdiepingen
vinden plaats door plukken (plucking) en schuren (abrasion).

1. Plukken
(= het loswrikken van rotsblokken (langs splijtvlakken) en vervolgens wegvoeren.)
Between a glacier and the rock underneath is a thin film of meltwater. This water sometimes freezes, so the glacier becomes attached to the rock. Then, when the glacier moves forward, it pulls away any loose fragments of rock.
This powerful process is called
plucking.
(It is highly likely that the rock will already have loose fragments because of freeze-thaw weathering (vorstverwering).This is the weathering process where water seeps into cracks (scheuren), freezes and expands, gradually wedging open cracks until the rock breaks.)

2. Schuren
(abrasion):

Once the glacier has plucked away pieces of rock, they become embedded
(vast te zitten) in the bottom of the glacier and scrape (schuren) the rock surface as the glacier moves. This slower process of erosion is called abrasion (schuren).

. Plukken is het belangrijkste van de twee processen. Door plukken verdwijnt er veel meer volume aan rots dan door schuren.

. Major plucking steps are often found on the slopes down-valley of the thresholds
(rotsdrempels), while the up-valley dipping slope of the basins (bekkens) are usually more scraped.


 Bij de Blåisen-wandeling zag ik het onderstaande resultaat na het terugwijken van de gletsjertong. Grote Rotsblokken van een halve meter hoog en meterslang waren door het ijs geplukt. (Plukken is het belangrijkste proces. Schuren verwijdert niet veel rots).
https://thesiscommons.org/

aaaa

 

Jostedalsbreen (ca. 480 km²)

. Deze ijskap is de grootste van het Europese vasteland, (en na de Vatnajøkull (ca. 8400 km²) op IJsland de tweede grootste van Europa.)
. Ze ligt tussen de Sognefjord en de Nordfjord.
. Van noord naar zuid is ze ca. 60km lang (zie kaart).
. Het hoogste punt óp de gletsjer is de Høgste Breakulen (1957m) en de hoogste berg is de Lodalskåpa (2083m) (zie kaart).


.
. De hoogste berg is de Lodalskåpa (2083m).
. Het hoogste punt óp de gletsjer is de Høgste Breakulen (1957m)



Jostedalsbreen is géén plateaugletsjer:
.
Er zijn diepe dalen onder de gletsjer. Het is daarom géén plateaugletsjer ! Zie het diagram hieronder.
For a long time Jostedalsbreen was referred to as a plateau glacier because many experts believed that most of the ice rested on a mountain plateau or a ridge.
A few years ago, special radars were used to measure the thickness of the ice and to chart
(in kaart brengen) the glacier and the underlying terrain. It proved to be surprisingly varied, with deep valleys and depressions, some bowlshaped, others quite long.





De Jostedalsbeen-ijskap heeft tientallen gletsjertongen. Zeer bekend daarvan zijn:

1. Briksdalsbreen:
This outlet glacier retreated (slonk; week terug) about 800 meters between 1932 and 1951 and in front of it, a small lake called Briksdalsvatnet appeared.
Interestingly, the water was later covered by glacier movement and then was uncovered yet again in 2008.

2. Nigardsbreen:
On this outlet glacier you can make glacier walks.
The name of the glacier comes from a local farm that was crushed by it in about 1750 when the glacier advanced (oprukte) several kilometers in just 50 years.
It eventually stopped advancing 4.5 kilometers from where it stands today.

Since 2000 the glacier has retreated (geslonken; teruggeweken) quite a bit, but still remains one of the most popular glaciers in Norway to visit.
www.youtube.com/watch



.
. De gletsjertong Nigardsbreen is een van de grotere gletsjertongen van de ijskap Jostedalsbreen.

.
. The Nigardsbreen glacier tongue in 1990.
. In 1930 the front of Ni
gardsbreen glacier lay at the lake outlet (uitloop), and it retreated (slonk; week terug) rapidly until 1990. Since then it has advanced (opgerukt; vooruitgegaan; vooruitgeschoven) slightly.
. All of the lobate moraine ridges between the lake and the houses are marginal moraines
(randmorenes) which were deposited during the long period between 1750 and 1930.
. Note the typical U-shaped valley which has formed by the glacier during many ice ages.


.
. Lengteprofiel van de Nigardsbreen.
. Rond 1720 - 1750 rukte de gletsjertong op. Ze verwoestte daarbij onder andere de boerderij Nigard (vandaar de naam Nigardsbreen)
. Sinds 1750 is de gletsjertong korter geworden (ca.
. 4.km), dunner en smaller.
. Een aantal korte fasen van vooruitgang leverden eindmorenes op voor de gletsjer.




3. Bøyabreen:
It is located in Fjærland and is easy to see from the Rv5 when driving.
The reason this glacier made the list is that it is definitive proof of climate change and the glacier arm has retreated (geslonken) so much that is is hardly necessary to measure its length anymore.


.



4. Austerdalsbreen:
This outlet glacier is fed by the three colossal icefalls: Odinsbreen, Torsbreen and Lokebreen.
Austerdalsbreen is famous for its pattern of arcuate lines, so-called ogives (seen best from some distance up).

Here is one of the most classical glacier hikes in Norway, the crossing of Jostedalsbreen from Tungestølen over the glacier down to Kattenakken and Briksdal. This trip was first completed and documented by William Cecil Slingsby in 1894.

.
. Je kijkt hier noordwestwaarts langs de gletsjertong Austerdalsbreen naar twee ijsvallen in de verte. Deze foto is genomen vanaf de rotsdrempel een beetje verder dan het gedenkteken van Slingsby. Twee van de drie ijsvallen zijn daar te zien. Ze zijn genoemd naar Noorse goden.


aaaa



..Deze wandelsite is niet-commercieel, onafhankelijk en gratis. Dat is enkel mogelijk door steun van de bezoekers.

Heb je hier goede info gevonden, toon dan je waardering door een kleine donatie voor het vele werk. Zo kan de website ook gratis blijven en uitgebouwd worden!

...................... .
. Betaal met deze knop in een paar klikken via je eigen PayPal-saldo.
. Heb je zelf nog geen PayPal-rekening, dan kun je toch via PayPal vanaf je creditcard geld overmaken.

Uiteraard kun je ook doneren door overschrijving op mijn
ING-bankrekening:

IBAN : NL38 INGB 0003 5057 89
BIC : INGBNL2A
t.n.v. P. C.M. Smulders. ....


Zie voor de andere
Dagwandelingen Zuid-Noorwegen:
www.pietsmulders.nl/noorwegen....


LAATST BIJGEWERKT : 9-3-2022.