KNAPZAKROUTE ... LHEE – LHEEBROEK
....

 

............................................7½ km ... en ... 6 ½ km

Snel naar:

1...Lus vanuit Lheebroek 7½ km

2.. Wandelroute Koelevaartsveen 6 ½ km


 

Twee mooie wandellussen in het Nationaal Park Dwingelderveld:


1. De wandellus vanuit Lheebroek ( 7 ½ km)
... Zie hiervoor de Knapzakroute Lhee - Lheebroek.

De andere lus vanuit Lhee (11 ½ km) valt tegen en vervang ik door:

2. Wandelroute Koelevaartsveen .. 6 ½ km
... Dit is een blauwe paaltjeswandeling van Staatsbosbeheer.
... (dus géén lus van een knapzakroute, maar wel zeer mooi. )

Hoofdstuk 1

. . .1.. LUS ..vanuit . LHEEBROEK .= . . km

Elk vierkant van het vierkantennet is in werkelijkheid 1 bij 1 km.

Rode streepjeslijn = wandelroute.
De cirkels zijn drie mooie pauzeplekken, bijvoorbeeld de bank bij het ven Schurenberg.
.. Sommige banken staan op minder mooie plekken. Neem daarom ook
.. altijd een zitmatje mee om zelf een mooie plek te kunnen kiezen.
Bron: topotijdreis.nl



Belangrijk !

In de loop van de tijd verandert er van alles onderweg:
paadjes verdwijnen,  nieuwe weggetjes worden aangelegd, etc. 
Kijk daarom vooraf op de website:
. https://knapzakroutes.nl/bokd/overzicht-knapzakroutes/k11-....
Bij het hoofdstuk Routenieuws staan de recente routewijzigingen.

Noteer ze in je wandelgidsje
.


Om bovenstaande lus te lopen, kun je het beste onderstaande routebeschrijving
volgen. Die uit het wandelgidsje is iets gecompliceerder.


Routebeschrijving van lus vanuit Lheebroek:
• Parkeer de auto in Lheebroek.
• Kijk even bij de vijf oude boerderijen van dit zeer karakteristieke esdorpje.
.. Dat zijn Lheebroek 14, 15, 16, 17 en 18 (de boerderijen in de rode cirkel).
.. ( In Lheebroek kent men geen straatnamen. Het adres is de plaatsnaam plus
.. het huisnummer, dus bijv. Lheebroek 14)
.. Er loopt een verhard weggetje naar het achterste erf (Lheebroek 16 ).
.. De eerste helft daarvan is openbare weg.
.. Waar de stenen een andere kleur krijgen, begint hun 'inrit' ( privéterrein).
• Loop over de Camping De Meistershof zuidwaarts.
.. ( Volg daar de bordjes: knapzakroute.)
• Achter de camping ga je rechtsaf naar een asfaltweg.
• Daar linksaf.
.. We lopen over de es (= akkercomplex vlak bij het dorp).
.. Hier zijn door ruilverkaveling grote blokvormige percelen gemaakt,
.. waar mais en raaigras domineren.
.. Lees hier even aandachtspunt 24 Wonen buiten het dorp
.. ( blz. 18 in je wandelgidsje).
• Bij het bos aangekomen, neem je het eerste pad links.
.. Het pad gaat over in een graspad, ga daar rechtdoor.
• Vlak voor het einde van het pad , ga je rechtsaf een smal paadje in dat
.. langs een bosrand loopt. (Je volgt dus al de hele tijd de bosrand.
• Bij de fietspad aangekomen rechtsaf.
• Na 200 m linksaf de bosweg in tussen de percelen 75 en 74.
.. Rechtdoor lopen ; fietspad oversteken en op de zandweg rechtsaf.
.. Na 100 m linksaf het bospad op tussen de percelen 62 en 61.
• Na 100 m het pad linksaf nemen.
• Na korte tijd passeer je aan je linkerhand het geheel verlande ven Poort 1.
• Ga de trap op naar het ven Schurenberg en ga daar rechtsaf naar de bank.
.. Dit is een mooi pauzepunt. Hoor je ook de triller van de Dodaars ?
.. (Lees hier aandachtspunt 15 Water in de Schurenberg ( gids blz. 15 )

• Loop verder over dit pad , passseer de vroegere vangarm van de eendekooi
.. ( een brede, droge sloot) en sla daar net voorbij rechtsaf.
• Op de T-splitsing linksaf ( een oude landweg over de Poort ).
.. (Lees hier aandachtspunt 16 Een poort naar het zuiden (gids blz 16 )
• Aan het einde van de open ruimte rechtsaf het ruiterpad op en volg dat.
• Aan het einde van het ruiterpad op de driesprong linksaf.
.. We passeren nu op enige afstand het ven Zandveen.
• Volg dit pad tot aan de fietspad.

• Steek het fietspad over en ga op de zandweg linksaf.
..
( Dit gebied ten noorden van het fietspad is het Lheebroekerzand ).
• Bij de volgende bosweg rechtsaf.
.. Je blijft dus langs de afrastering lopen van het begraasde gebied.
• De eerste zandweg linksaf. (Vlak ervoor is een paadje linksaf, maar
.. dat is misschien half dichtgegroeid).
• Zodra je rechts de eerste jeneverbesstruwelen ziet, houd je na perceel 86
.. op de viersprong rechts aan.
.. (Lees hier aandachtspunt 19 Schijn bedriegt op .... (wandelgids blz. 16 )

Kort mooi uitstapje:
.. Na ongeveer 250 m zie je rechts een duidelijk voetpad het
...jeneverbesstruweel in.
.. Loop over dat paadje tot aan het ven Kliplo.
.. (Desgewenst pauzeer je hier. Het is een prachtige plek.)
...Ga daarna hetzelfde paadje terug naar de zandweg en vervolg je route.

• Op de driesprong naar rechts (vóór het perceel 91). Dit pad blijven volgen.
• Neem bij de bosrand aan het eind van het heideveld het paadje linksaf
.. langs de fraaie droge heide, waarin Struikhei toonaangevend is.
.. Rechts zie je een zeer speciaal bostype : het Kraaihei-dennenbos.
.. Zie kader verderop.
• Bij de fietspad aangekomen linksaf.

.. Na 100 m vóór de verkeersborden rechtsaf de zandweg in.
.. Je passeert een terrein met groepsaccommodatie.
.. (Lees hier aandachtspunt 21 Steen met herinnering (wandelgids blz. 17 )
• Ga met een bocht naar rechts het bos in.
• Het pad komt uit bij een akker. Blijf het pad volgen tot aan een klinkerweg.
.. (Lees hier aandachtspunt 22 Net als in het poude Egypte (gids blz. 17 )
• Ga bij die klinkerweg linksaf naar de camping De Meistershof.


Lheebroek, een zeer karakteristiek esdorpje:
.
Het esdorpje Lheebroek is een dochternederzetting van Lhee.
.. ( In de middeleeuwen kregen veel Drentsche dorpen vanwege de be-
.. volkingsgroei zo'n dochternederzetting aan de overkant van de es.
.. Bij Lhee werd dat Lheebroek ten oosten van de Oosteresch.
Het ligt op de hogere grond direkt buiten het beekdal.
Het telde oorspronkelijk slechts 5 erven; het was dus klein.
De naam Lheebroek heeft uiteraard te maken met de broekbossen
.. langs de beek. Vroeger moet het hele dal van de Beilerstroom één
.. groot broekbos geweest zijn met vooral Zwarte elzen en wat Wilgen.
.. In de loop van de tijd werden ze ontgonnen tot groenlanden d.w.z.
.. graslanden ( hooi- en weilanden).
De es ligt ten zuiden van het dorpje, ook op de hoge grond.
In de groenlanden zie je op de kaart van rond 1900 veel sloten
.. richting de Beilerstroom.
...In de zestiger jaren (kaart hieronder) is deze kleinschaligheid van het
...landschap bij de ruilverkaveling verdwenen.

• Oorspronkelijk telde Lheebroek 5 erven. Zie rode cirkel..
...
Het betreft Lheebroek 14 t/m 18.
.. ( Men kent geen straatnamen. Het adres is de plaatsnaam plus het huisnummer)

Rode streepjeslijn = wandelroute.
Bron: https://topokaartnederland.nl/

• Het doodlopende weggetje naar Lheebroek 16 en rechts daarvan Lheebroek 17.

.• De karakteristieke opbouw van het esdorpenlandschap rond 1900 :
... De kern bestond uit het esdorp met goorns ( moestuinen )
. ..In het esdorp (rode cirkel) stonden de rietgedekte boerderijen bijeen tussen
... hoogopgaand eikenhout.
....Gewoonlijk lagen de esdorpen op de hogere grond direct buiten het beekdal.

..• Ieder esdorp bezat :
. ..
1. Akkers op de essen (= gemeenschappelijke akkercomplexen)
...... .Die essen lagen vlak bij het dorp ook
op de hogere grond.

. ..
2. Graslanden (= groenlanden ): De wei- en hooilanden in de beekdalen.
... 3. Heidevelden: men had nog zeer veel heide rond 1900.
.......
( Van de Bossen was nog maar weinig over.)

.• Normaliter maakten het esdorp met de es(sen) (1) en de groenlanden (2) samen
... ongeveer 20% uit van het dorpsgebied, de heide (3) de overige 80%.

• Bron: www.topotijdreis.nl Schuif de tijdbalk op 1903 en vul een plaatsnaam in
... zoekvenster rechtsboven.

 

 

Introductie esdorpenlandschap:

Middeleeuwse boeren hadden het niet gemakkelijk in Drenthe. De arme zandgronden waren ongeschikt voor akkerbouw en de beekdalen daarvoor te nat. Daarom bedachten de boeren als oplossing de akkers (1) te bemesten met een mengsel van heideplaggen en mest.
Hierdoor zag het Drentse esdorpenlandschap er rond 1900 als volgt uit:

.Het esdorp met goorns:
De oudste esdorpen lagen op de hogere grond direct buiten het beekdal.
Zo konden de toenmalige boeren zonder grote afstanden te moeten afleggen op hun akkers (1) komen en ook in de Graslanden (groenlanden) (2) in het beekdal.
Zo'n dorp bestond uit een zwerm boerderijen met daartussen open ruimten en één of meer brinken, waar het vee werd verzameld.
Er was daar ook een waterplas die als drinkplaats voor het vee diende en ook kon worden gebruikt als bluswater.
De beplanting op de brinken, de erven en langs de perceelsgrenzen gaven het esdorp een groen karakter.
Bij het dorp lagen goorns (moestuinen ; Garten (Duits) ; garden (Eng)

Het dorpsgebied bestond uit de volgende drie landschappelijke eenheden:

1. De es(sen) = gemeenschappelijke akkercomplex(en)
Het esdorp en de essen lagen bij elkaar op de hogere grond langs het beekdal. De essen waren eeuwenlang de spil van de Drentse agrarische economie.
Op de essen werden de broodgranen verbouwd die de bevolking in leven moest houden. Granen waarmee men ook de pacht moest betalen en waarmee men heel soms een kleine winst kon maken op de markt. Rogge was eeuwenlang het belangrijkste gewas.
De grond werd vruchtbaar gemaakt met plaggen van het veld, in de potstal vermengd met mest.
De essen waren meestal in een aantal blokken verdeeld, en die waren weer onderverdeeld in een aantal stroken (lange, smalle percelen). Deze stroken waren privébezit.
Als de es uitgebreid werd, gebeurde dat door een nieuw blok te beginnen (blokverkaveling). Iedereen had recht op een aandeel.
De percelen op de es waren niet van elkaar gescheiden door singels of houtwallen, maar door een hoeksteen of een diepere voor. Wel werd de es als geheel vaak van de omringende heide gescheiden door een houtwal (eswal) of bosrestant om schapen buiten te sluiten en om vee bij stoppelbegrazing juist binnen de es te houden. Zo'n bosrestant zie je o.a. in Zeijen en Anloo.
(Tegenwoordig zijn de essen nog goed te onderscheiden, maar wel deels bebouwd. Hun interne structuur is wel flink gewijzigd, want het versnipperde eigendom is door ruilverkaveling geschikt gemaakt voor moderne landbouwmachines. Ook van de eswal is meestal niet veel meer over.)

2. Graslanden (groenlanden) in de beekdalen:
Dit waren de wei- en hooilanden.
De hooilanden (maden) bevonden zich in de lage, natte delen dicht bij de beek).
De weilanden (het broek) voor het rundvee, op de iets hogere, drogere delen.
Die hooi- en weilanden werden tot het begin van de 19 de eeuw niet bemest, waardoor zich daar rijk bloeiende plantengemeenschappen konden ontwikkelen.
Toen het gemeenschappelijk gebruik van de hooi- en weilanden in onbruik raakte, ging men de percelen scheiden met sloten en houtwallen. Deze dienden o.a. als veekering (zie kaart hieronder).
De hooilanden op de lage, natte delen langs de beek kregen een onregelmatige blokvormige verkaveling met sloten als veekering.
De weilanden op de hogere, drogere delen, kregen een opstrekkende verkaveling met houtwallen. Deze dwarswallen lagen loodrecht op de richting van het beekdal. Bij de weilanden moest je wel houtwallen maken, omdat ze te hoog lagen voor sloten.
(Helaas zijn tegenwoordig veel houtwallen langs die weilanden verdwenen.)

.3. Heidevelden :
Het veld: aanvankelijk waren dit bossen, waar men o.a. strooisel haalde voor de stal. Toen dit schaars werd, ging men over tot het afgraven van humus. Daaropvolgend werden hele plaggen afgegraven. Geleidelijk aan verschraalde het veld en veranderde in heide.
De droge terreingedeelten met Struikhei werden vooral door schaapskudden begraasd.
De vochtige, venige terreingedeelten met dopheide werden geplagd. Zij hadden wat meer humeus materiaal.
In de veentjes stak men turf voor eigen gebruik.
Door roofbouw of karrensporen ontstonden ook hier en daar gaten in het vegetatiedek wat leidde tot stuifzand.

.Bossen :
Daarvan bleef niet veel over. Het oorspronkelijke halfopen boslandschap was in de loop van de tijd door de boeren teruggebracht tot enkele bosrestanten rond de essen en wat oud bos in de beekdalen.
De bossen leverden hout, maar werden ook beweid.

. Schematische weergave esdorpenlandschap in Drenthe
.
• Het dorp
met een of meer es(sen) (1), groenlanden (2) en heide (3).
In dit schematisch voorbeeld zie je één es getekend. Echter de helft van
....alle esdorpen hadden er meer dan één.
Er waren op diverse plaatsen houtwallen:
.. 1. De eswal : rondom de es.
.. 2. a. De twee grenswallen evenwijdig aan het beekdal.
........... Ze dienen als afscheiding van het grasland met de heide (of essen).
....... b. De dwarswallen (lagen in het beek
dal dwars op de grenswallen)
........... Ze begrensden de eigendommen.

Bij dit oude landbouwsysteem had elk landschapsdeel zijn eigen functie in het geheel.
Groenlanden (2) en heidevelden (3) leverden voedsel voor de veestapel; de veestapel zorgde voor de bemesting van de essen (1), waarop de granen werden geteeld.
De heidevelden (3) leverden ook strooisel en plaggen voor de potstal.
De bosrestanten leverden hout, maar werden ook beweid.
Door deze samenhangen is het esdorpenlandschap een eenheid en geen verzameling losse elementen.

• De infields zijn de es(sen) (1) en de groenlanden (2) Zij lagen dicht bij het esdorp en werden relatief intensief bewerkt.
• De outfields zijn de uitgestrekte heidevelden. Zij lagen verder van de boerderijen en waren minder intensief bewerkt.

Vanuit de esdorpen was er naar buiten toe een afnemende intensiteit van het bodemgebruik. Dat liep van de essen (1), die het meest intensief werden bewerkt, via de groenlanden (2) (= wei- en hooilanden in de beekdalen) naar de heidevelden (3) (het minst intensief).

Het esdorp met de essen (1) en de groenlanden (2) maakten samen ongeveer 20% uit van het dorpsgebied, de heidevelden (3) de overige 80%.
(In de 19e eeuw was de reiziger geïmponeerd door de uitgestrektheid van de heide en was hij weer blij wanneer hij na uren lopen door de heidewoestijn weer een oase van een dorp ontdekte.)

Bij deze extensieve landbouw dient elk bedrijf over grote oppervlakten te beschikken. Die ruimte was in het oude Drenthe volop aanwezig.
Zo was bij een bedrijf met 12 ha akkers in het begin van de 19 de eeuw nog gemiddeld 25 ha groenlanden en liefst 100 ha heideveld aanwezig !
Daarop hield men zo'n 20 stuks rundvee en 80 schapen.
Om de vruchtbaarheid van 1 ha akkerland te waarborgen was dus meer dan het tienvoudige aan ander grondgebruik noodzakelijk.

Infield-outfield farming:
Infield-outfield farming is broadly defined as a type of farming system utilizing its area at two different levels of intensity: an intensively farmed infield and an outfield exploited at a low intensity.
(In het Noors noemt men ze Innmark en Utmark)
Infield = het binnengebied, d.w.z.
1. het bewerkte gebied (cultivated land; in cultuur gebrachte gebied),
2. dicht bij de boerderij.
De infield werd intensief gebruikt. Denk aan ploegen, maaien, bemesten.
Outfield = het buitengebied, de wildernis), d.w.z.
1. het onbewerkte gebied (uncultivated land ; niet in cultuur gebrachte gebied),
2. ver van de boerderij.
De outfield werd extensief gebruikt bijv. voor 't weiden van vee.

 


Lheebroekerzand:
( vooral bekend van haar
jeneverbesstruweel )
Het is een beboste zandverstuiving met wat droge heideveldjes, een aantal
vennen en een groot, grillig jeneverbesstruweel.
Ik zal ze hieronder in aparte kaders behandelen.


Vennen en veentjes:
( In Drenthe heten vennen vaak veentje, maar ook wel
.. gat, meer, plas, poel of koele.)

Ven:
Vennen zijn natuurlijke laagten opgevuld met water in het
voedselarme en kalkarme dekzandlandschap van het Drents Plateau.

Permanent watervoerende vennen hebben een waterkerende
bodemlaag
, die vaak in de loop der eeuwen is ontstaan door inspoeling
van ijzer en humus.
Vennen zonder waterkerende bodemlaag kunnen 's zomers helemaal
droogvallen.

De meeste vennen zijn ontstaan in de laatste ijstijd of in de periode
daarna, door het afsmelten van pingo's ( heuvels met een ijslens )
of door winderosie.

Veentje:
Een veentje is een ven dat geheel of gedeeltelijk is dichtgegroeid tot
een hoogveen.
Tot omstreeks 1950 werd in veel van deze veentjes turf gestoken.

Kenmerkend voor vennen is hun armoede aan voedingsstoffen.
Juist door dit voedselarme karakter zijn vennen van grote ecologische betekenis.
De keerzijde daarvan is dat de voorwaarden ervoor steeds moeilijker
in stand te houden zijn in een omgeving die zeer voedselrijk is.

Drenthe telt nog zo'n 870 vennen. Een eeuw geleden waren het er naar
schatting nog 3000, maar bij de grote heideontginningen in de crisisjaren
tussen 1930 en 1940 zijn talloze veentjes letterlijk met de grond gelijk gemaakt.

 


• We passeren het geheel verlande hoogveenven Poort 1.
• Verland wil zeggen: dat het open water geleidelijk is dichtgegroeid met planten.

 

Schurenberg: een matig voedselarm zandbodemven

Het ven Schurenberg is een pingoruïne, die oorspronkelijk met circa 4 m
veen is dichtgegroeid.
Nog tot een eeuw geleden werd hier turf gestoken en waren er andere
kleinschalige activiteiten, zoals het gebruiken als eendenkooi en
het uitspoelen van mestkarren.
Het waterpeil is in 1983 opgezet en rond 1990 is de venrand vrijgesteld
van struiken en bomen. Verder is er weinig beheer.

De diepte in de plas varieert van 30 tot 150 cm.
De bodem bestaat uit zand met daar bovenop een laag slib van 10-20 cm.

Door verlanding neemt het aandeel open water af.

Het ven heeft z'n merkwaardige naam te danken aan de 'bergen'
(zandduinen) er omheen.
Uit angst voor vernietiging van akkers door het stuifzand, besloten de
boeren van Lhee en Lheebroek eind 19e eeuw hier de zandduinen te
bebossen.
Ze bouwden er enkele schuren om materiaal en gereedschap in op te
slaan en om als schaftkeet te dienen.
Deze schuren en de 'bergen' ( zandduinen) gaven het ven zijn naam.

Deze plas is in het verleden ook korte tijd gebruikt als eendenkooi.
Een van de vangarmen passeren we aan de noordoostzijde.

De Dodaars, onze kleinste fuut, is een kenmerkende broedvogel van
dergelijke vennen.

• Schurenberg vanaf de zuidoever. Je kijkt westwaarts.
• De plant die in grote getale in het open water groeit is Waterdrieblad.



• Aan
de noordoostzijde passeer je de voormalige vangarm van de eendenkooi.



• Het bos ten westen van het Zandveen.


• Het Zandveen, een voedselarm ho
ogveenven.

Jeneverbesstruweel op droge stuifzandgrond:
.
De bosjes ('struwelen') van de Jeneverbes vormen een karakteristiek
element in het Drentse landschap.
De aanwezigheid van de jeneverbessen is hoofdzakelijk te danken aan
een periode van overbegrazing door schapen aan het eind van de 19e
 eeuw. Hierdoor ontstond kaal stuifzand.
Zo ontstond een prima kiembed voor Jeneverbessen.
Toen kort daarop de schaapskudden werden. opgeheven, vanwege
de uitvinding van de kunstmest, kregen de kiemplanten de kans om
tot dichte struwelen uit te groeien.
Het zijn dus groepen van één en dezelfde leeftijd. In dit geval meer dan
100 jaar oud.
Het struweel heeft in de omgeving geen kaal stuifzand voor zijn eigen verjonging.
Je vindt dan ook nauwelijks jonge exemplaren.
Een beeld dat op veel plekken in Drenthe valt waar te nemen.

• De Jeneverbes is een conifeer en te herkennen aan :
.... - kleur : grijsgroen,
.... - naalden : kort en zeer stekelig,
.... - groeivorm: van zuilvormig tot breed uitwaaierend.
Ze behoort tot de Cipresfamilie en is een van de drie inheemse
.. naaldboomsoorten ( naast Grove den en Taxus ).
De zuilvormige exemplaren doen sterk denken aan de Cipressen
.. van het Italiaans-Toscaanse landschap, waarmee ze ook sterk
.. verwant zijn.
De plant is tweehuizig dat wil zeggen dat er mannelijke en
.. vrouwelijke exemplaren zijn, de vrouwelijke al naar gelang het
.. seizoen met groene of blauwe dan wel blauwzwarte, berijpte
.. schijnbessen.
De Jeneverbes is een echte lichtbehoevende hoge struik die
.. schaduw slecht verdraagt. Het is een
pionier van stuifzand.
..
Opslag van bomen als Grove den en Ruwe berk en struiken als ..
.. Amerikaans krenteboompje, Sporkehout en Amerikaanse vogelkers,
.. zullen de Jeneverbes langzamerhand verdringen.
.. Wil je deze bospionier behouden, dan zul je die bomen/struiken
.. moeten verwijderen.


Mooie Jeneverbesstruwelen in Drenthe:

Deze vind je naast het Lheebroekerzand ook op het Drouwenerzand,
de Kampsheide, de Mepperdennen en het Mantingerzand (in het
Mantingerveld). De laatste twee zijn de mooiste.
Loop maar eens de rode route ( 4,5 km) vanaf de parkeerplaats aan
de Mantingerdijk in Mantinge. Warm aanbevolen !


In het Jeneverbesstruweel slaan naast Ruwe berken ook veel struiken op:
.. Vooraan links zie je Sporkehout ( S ) en rechts Amerikaanse vogelkers (A)
.. De foto is genomen in de herfst bij het begin van de bladverkleuring.


De Jeneverbes kan een hoge struik worden ( soms een lage boom tot 10 m).
In dit reservaat vormen ze een waar doolhof.

Jeneverbessen in de lift:

Het ging lange tijd niet goed met de Jeneverbes in Drenthe.
Grote hoeveelheden stikstof en zwavel die uit de lucht vielen, zorgden voor verzuring van de bodem en een te voedselrijk milieu.
Daardoor konden bessen nauwelijks meer kiemen.

Uit inventarisaties van het Jeneverbesgilde bleek dat de situatie van de Drentse Jeneverbessen minder dramatisch was dan werd gedacht.
In de vele onderzochte natuurgebieden waren de Jeneverbesstruwelen redelijk vitaal tot vitaal. De vitaliteit is het best bij struiken op stuifzand of tussen de struikheide.
Door de sterke afname van de hoeveelheid zwavel en in mindere mate ook van stikstof, gecombineerd met maatregelen als plaggen, verwijderen van opslag en het kappen van omringend bos, kunnen bessen nu weer kiemen.
De laatste jaren zijn er vele tientallen jonge struiken gevonden, zodat we niet bang hoeven te zijn dat de Jeneverbes uit het Drentse landschap verdwijnt.

 

 

Kliplo: een matig voedselarm zandbodemven.
.
De plantengroei van Kliplo wijst vanouds op een wat minder zuur en
een wat minder voedselarm dan op de andere vennen.
De aanwezigheid van Riet is daarvan een goed voorbeeld

Kliplo ontstond vermoedelijk ongeveer 3000 jaar geleden en groeide toen geleidelijk dicht, zodat zich een hoogveentje ontwikkelde.
Rond 1850 werd een groot deel van het veen als brandstof afgegraven. Daardoor ontstond een voedselarm, zuur ven, maar al spoedig werd de zuurgraad minder (de pH werd hoger) en nam de voedselrijkdom toe, waarschijnlijk door het wassen van schapen en het voeren van
lokeenden ten behoeve van de eendenvangst.
Ongeveer van 1940 tot 1970 werd er veel gezwommen.
Daarna was het ven circa twintig jaar ontoegankelijk voor het publiek.
Toch zwommen er nog regelmatig honden in het ven.
Dat is nu ook nog het geval. Soms wordt er ook pootje gebaad.

Het ven ligt op een schijnwaterspiegel.
Dat kan ook in het veld direct worden waargenomen, aan de
zuidwestelijke en noordelijke oevers ligt het maaiveld op enkele
tientallen meters van het ven tot enkele meters beneden de waterspiegel.
Bij hoge waterstand loopt het water uit het ven weg naar het omringende terrein, via een moerasbosje langs de noordoever.

De gemiddelde diepte bij gemiddelde waterstand is 0,8 m.

Anders dan in de meeste andere vennen zijn de oevers van Kliplo
betrekkelijk steil, waardoor ook in extreem droge jaren de bodem
grotendeels met water blijft bedekt.

De Dodaars, een klein soort Fuut, is een kenmerkende broedvogel van
dergelijke vennen.

Het prachtige paadje door het Jeneverbesstruweel naar Kliplo.
.. Er is wat reliëf, er zijn bochten en zelfs een tunneltje door de Jeneverbessen.

Op het pad ten zuiden van het vennetje Kliplo. Je kijkt westwaarts.
Op de achtergrond het Jeneverbesstruweel.

Hier is geen bank om te pauzeren, dus moet het zitmatje uitkomst brengen.


Kliplo is wat minder zuur en wat minder voedselarm dan op de andere vennen.
.. De aanwezigheid van de rietkraag rechtsboven wijst daarop.

Vennen in stuifzandgebieden:

Zij zijn door het inwaaien van stuifzand over het algemeen wat
rijker aan mineralen en daardoor sterker gebufferd tegen verzuring.
Verder veroorzaakt het instuiven van zand afbraak van afgestorven plantenresten, waardoor het aanbod van voedingsstoffen wordt
vergroot. Het ven Kliplo behoort tot dit type

 

 

 

 

Zeer fraaie droge heideveldjes:
.
Op deze kleine droge heideveldjes groeit vooral Struikhei en Kraaihei.
Daarnaast hier en daar een Jeneverbes en wat opslag van Grove den
en Ruwe berk.
(Let op: Het Dwingelderveld staat bekend om haar natte heiden.
Dit betreft echter gedeelten van de grote heide in het zuidelijke deel
en niet deze kleine
droge heideveldjes in het Lheebroekerzand.)

.
• De Struikhei stond in 2019 al op 22 augustus maximaal in bloei.
.. Dat was in dat jaar erg vroeg.
• Loop eens een stuk door deze Struikhei en je zult zien dat er ook nog
.. heel wat Kraaihei tussen groeit.
.. Ze wordt aan het zicht onttrokken door de veel hogere Struikhei.

.
• Een mat van Kraaihei tussen de Struikhei (paars).
• Kraaihei heeft glanzende, diepgroene bladeren en een heerlijke geur.

Heiden en stuifzanden:

Heiden komen in Drenthe voor op voedselarme zandgronden.
Ze zijn ontstaan door het kappen en branden van bos en vervolgens
in stand gehouden door begrazing, plaggen en branden.
(Wanneer dit gebruik achterwege blijft, veranderen ze weer in bos.)

Vóór de introductie van kunstmest vormden heiden een essentiële schakel in de landbouw. Ze vormden de weidegrond voor de
schapen, die de mest leverden waarmee de akkers vruchtbaar werden gemaakt.
Waar heiden te intensief werden beweid, verdween de begroeiing en ontstonden zandverstuivingen (stuifzanden).
Nadat de heiden voor de landbouw overbodig waren geworden,
verdween een groot deel van het areaal heide en stuifzand door ontginning tot landbouwgrond, bosaanplant of spontane verandering
in bos.

Flora en vegetatie:

De kenmerkende begroeiing van heiden bestaat grotendeels uit dwergstruiken uit de Heidenfamilie, een plantengroep die is
aangepast aan voedselarme omstandigheden.
( Deze dwergstruiken kunnen op zeer voedselarme grond groeien,
doordat een mycorrhizaschimmel ervoor zorgt dat de wortels
voedingsstoffen opnemen uit slecht verteerd strooisel.
Hierdoor is hei op zeer arme grond in het voordeel ten opzichte van
bijvoorbeeld grassen.)

We kunnen de heiden indelen in droge en natte:

1. De droge heiden (bijv. Ballooërveld):
Deze bevinden zich op de goed doorlatende zandgronden.
Meestal is hier Struikhei de overheersende heideplant; soms Kraaihei.

2. De natte heiden (bijv. groot gedeelte van het Dwingelderveld)
Deze bevinden zich op plaatsen waar zich in de ondergrond een
ondoorlatende laag bevindt, meestal een keileemlaag.
Gewone dophei is hier de meest opvallende soort.

Eind twintigste eeuw gingen in veel heideterreinen de grassen domi-
neren. Bochtige smele in droge heide en Pijpenstrootje in natte.
Deze vergrassing werd veroorzaakt door:
- het verdwijnen van begrazing, afplaggen en branden en
- de aanvoer via de lucht van stikstof.
De bodem werd dus voedselrijker, waardoor de typische planten van
de heide in de verdrukking raakten.
De herintroductie van begrazing en plaggen in veel terreinen lijkt
voor de droge heiden al tot herstel te leiden.
In natte heiden is het tot nu toe minder succesvol: het aandeel van Pijpenstrootje neemt weliswaar niet meer toe, maar dat van
Gewone dophei neemt nog steeds af.

 

 

Kraaihei-Dennenbos op voormalig stuifzand:
.
Kraaihei-Dennenbos
Dit gebied is nogal geaccidenteerd. De Dennen groeien er in het
algemeen slecht en het bos is vrij open.

Waar de stuifzanden bebost werden met Grove den zien we een
bijzonder bostype: het Kraaihei-Dennenbos.
Dit bostype heeft een gesloten mat van Kraaihei als bodembedekking.
Met haar horizontaal en in mozaïek staande intens groene bladeren is
Kraaihei een efficiënte lichtvanger, die zich onder de licht-doorlatende
kroon van Grove dennen en Ruwe berken goed handhaaft.
Net als de Blauwe en Rode bosbes vormt hij grote plekken onder de
bomen. Hij scheidt een stofje af dat veel planten vervelend vinden, zodat
ze wat sneller de weg vrijmaken wanneer de Kraaihei aan zijn uitbreiding begonnen is.

We vinden Kraaihei in Nederland op de Noord-Veluwe en in Drenthe.
In Scandinavië is ze zeer algemeen.

.• Kraaihei komt vooral in open dennenbos voor.
.. Onder een licht-doorlatende kroon handhaaft ze zich goed.
.. Wordt het te donker, zoals op de achtergrond, dan overleeft alleen de hulst.

Boswachterij Dwingeloo:

Staatsbosbeheer
kocht in 1906 grote delen van het Lheeder- en Lheebroekerzand van de boeren.
Omdat het stuivende zand hinderlijk was voor de omgeving en er
grote vraag was naar stuthout in de Limburgse mijnen werden
grote delen van het gebied ingeplant met aanvankelijk vooral
Grove dennen
.
( Later volgden uitheemse naaldbomen als Fijnspar, Douglasspar
en larix en loofbomen als Zomereik, Amerikaanse eik, Ruwe berk
en Beuk.)
Deze bossen waren een van de eerste bebossingen van SBB
en er moest veel geëxperimenteerd worden voordat men de juiste
bewerking van de bodem en de juiste beplanting gevonden had.
Het bleek een geluk bij een ongeluk, want hierdoor werd de
Boswachterij Dwingeloo van meet af aan een van de meest
gevarieerde Staatsbossen.

 

 

 

 

Hoofdstuk2

. .2.. Wandelroute Koelevaartsveen. . 6 ½ km

Elk vierkant van het vierkantennet is in werkelijkheid 1 bij 1 km.

Rode streepjeslijn = wandelroute.
De mooist gelegen bank is die met de cirkel erom.
.. Sommige banken staan echter op een ongelukkig gekozen plek.
.. Bijvoorbeeld die ten zuiden van Groteveen. Het was beter geweest als die boven
.. op de stuifrug was geplaatst, zodat je mooi uitzicht had over Groteveen.
..
Daarom heb ik ook altijd een zitmatje bij me om zelf een mooie plek te kiezen.
• Bron: https://topokaartnederland.nl/



Deze blauwe paaltjesroute van Staatsbosbeheer voert langs een aantal
bijzondere plekken.
Haar markering in het terrein is prima; je hebt dus geen routebechrijving nodig.
Ze is wel slechts in één richting gedaan n.l. tegen de wijzers van de klok in.

Naast heide en bos vertegenwoordigen hier de vennen en veentjes de
bijzondere natuurwaarden in het nationaal park.

 

Wandelaars en grote grazers:
.
Er zijn soms incidenten tussen wandelaars en grote grazers
(runderen en paarden).
Let daarom goed op als je door een terrein loopt met deze dieren.
Zij zijn daar de baas en niet jij.
Doe als volgt:

.

Vertrouw je het gedrag van een of meerdere dieren niet, maak dan
rechtsomkeer en zoek m.b.v. je kaart een andere route.

 

 

Kraaihei-Dennenbos op voormalig stuifzand:
.
Kraaihei-Dennenbos
Dit gebied is nogal geaccidenteerd. De Dennen groeien er in het
algemeen slecht en het bos is vrij open.

Waar de stuifzanden bebost werden met Grove den zien we een
bijzonder bostype: het Kraaihei-Dennenbos.
Dit bostype heeft een gesloten mat van Kraaihei als bodembedekking.
Met haar horizontaal en in mozaïek staande intens groene bladeren is
Kraaihei een efficiënte lichtvanger, die zich onder de licht-doorlatende
kroon van Grove dennen en Ruwe berken goed handhaaft.
Net als de Blauwe en Rode bosbes vormt hij grote plekken onder de
bomen. Hij scheidt een stofje af dat veel planten vervelend vinden, zodat
ze wat sneller de weg vrijmaken wanneer de Kraaihei aan zijn uitbreiding begonnen is.

We vinden Kraaihei in Nederland op de Noord-Veluwe en in Drenthe.
In Scandinavië is ze zeer algemeen.

• Een mat van Kraaihei op een uitgestoven laagte.
• Kraaihei valt op door haar glanzend, diepgroene bladeren en heerl
ijke geur.

• Rechts onder de lichte schaduw van bomen: een gesloten mat van Kraaihei.
• Links in de open vlakte: Struikhei.


 

 

Langeveen: een voedselarm hoogveenven.

De zuidwestelijke poel van Langeveen is een voedselarm hoogveenven.

Het Langeveen bestaat uit een aantal veentjes, die over een zandrug
heen met elkaar zijn vergroeid.

Het Langeveen wordt grotendeels gevoed door de neerslag, maar
ontvangt bij hoge grondwaterstand in de winter ook toestromend
grondwater. Er zijgt water weg naar het Koelevaartsveen.

De waterdiepte van de poel is gemiddeld 4 dm en de zachte
organische laag op de bodem is ook gemiddeld 4 dm dik.

Hoogveenvennen:

Deze vennen komen voor op de zandgronden.
Vaak zijn ze ontstaan door uitstuiving van een laagte tot het
grondwater of door een grondwaterstandverhoging waardoor
laagtes onder water komen te staan.
Vlak onder de bodem van het ven komt vaak een slecht doorlatende
laag
voor waardoor het ven water houdt, terwijl de omgeving droog is.
Het worden gevoed door regenwater (en soms door grondwater dat
nog sterk op regenwater lijkt).
Omdat het grootste deel van het ven ook in droge perioden met
water gevuld is, worden plantenresten niet of nauwelijks afgebroken.
Een ven kan daardoor geleidelijk met veen opgevuld raken.

Dergelijke door regenwater gevoede vennen met een veenbodem
zijn zuur en voedselarm.
in zo'n extreem milieu kunnen alleen soorten leven die speciale aanpasssingen hebben om de zeer schaarse voedingsstoffen in
het water zo goed mogelijk te benuttten, zoals veenmossen , of
die op andere wijze in hun voeding voorzien, zoals de vleesetende zonnedauwsoorten.
In dit type vennen kan zich op miniatuurschaal levend hoogveen ontwikkelen.
In het Dwingelderveld ligt een hele zwerm van dergelijke hoogveenvennen. Mogelijk zijn dit restanten van vroeger meer aaneengesloten hoogvenen.

https://issuu.com/provinciedrenthe/docs/natuur_in_drenthe_-_7

 


Koelevaartsveen: een ondiep zandbodemven.
Het valt in droge zomers geheel of gedeeltelijk droog.

Het Koelevaartsveen was vroeger een onderdeel van de uitgestrekte
vochtige heide met natte laagten, waar weinig of geen afwatering was.

Begin 20 ste eeuw is het door middel van sloten ontwaterd en daarna
met bos beplant.
.
Toen in de 90 er jaren van het Dwingelderveld een nationaal park
werd gemaakt, heeft men het bos weer gekapt en de bovengrond
samen met de stobben verwijderd. Ook werden de sloten gedempt.
Er ligt opnieuw een natte, voedselarme laagte waar de hoogveen-
vorming op gang zou kunnen komen.
Maar de sterke infiltratie door de dunne keileemlaag is nu zo groot dat
hoogveenherstel wordt belemmerd.
Het ven valt thans vroeg in de zomer droog.

Het hogere deel van het Koelevaartsveen heeft al een begroeiing van
.. Struikhei met daarin veel opslag van Berk en enkele Jeneverbessen.
Achter de Jeneverbesstruik zie je het onbegroeide, laagste deel van
.. het ven dat 's zomers droogvalt.

Bij het fietspad bij Koelevaartsveen kijk je zeer ver zuidwaarts over de heide.
Links achter de fietspad nog zo'n ondiep zandbodemven dat in droge zomers
.. droogvalt
.

Zwak gebufferde vennen en heideplassen op zandbodem:

In vennen en heideplassen zonder slecht doorlatende laag stijgt
en daalt het waterpeil met dat van het grondwater, zodat ze
's zomers soms volledig droogvallen.
Deze vennen kunnen zelfs helemaal indrogen waardoor de
organische stof verteert en door de wind weggeblazen wordt
,
Hierna blijft een kale zandbodem achter.
Hier komen geen veenmossen voor.
Alleen al daardoor verzuren deze vennen minder sterk dan de hoogveenvennen.
Het effect wordt versterkt doordat het water wat voedselrijker is
door het contact met de onderliggende zandbodem.
We spreken van zwak gebufferde vennen.
De combinatie van de iets betere buffering en de grotere wisselingen
in de waterstand levert nogal dynamische milieuomstandigheden en daardoor een aantal bijzondere planten- en diersoorten.

https://issuu.com/provinciedrenthe/docs/natuur_in_drenthe_-_7

 


Diepveen: een voedselarm hoogveenven.

Dit hoogveenven is grillig met zijn vele inhammen.
Het is een grotendeels met veen opgevulde pingoruïne.

Hier zijn sinds een kwart eeuw maatregelen tegen verdroging genomen,
zoals:
1. kappen van naaldbos aan de oostzijde om plaats te maken voor
.... heide en loofboompjes.
2. opzetten van de waterstand (die is bijna een meter gestegen).

Het ven wordt uitsluitend door regenwater gevoed.
De gemiddelde waterdiepte in het ven bedraagt nu 100 cm.

Markante broedvogels zijn Dodaars en Canadese gans.

De omgeving begraasd door runderen en schapen.

In het open water groeit lokaal veel Waterdrieblad
(Menyanthes trifoliata).
Op de oever is op veel plaatsen Snavelzegge (Carex rostrata) dominant.
Op de verlande westoever groeien Veenpluis (E. angustifolium),
Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia),Lavendelhei (A. polifolia),
Kleine veenbes (Oxycoccus palustris) en verscheidene
veenmos soorten
(Sphagnum spec.).

Het Diepveen.

Als antiverdrogingsmaatregel is een groot bosperceel aan de oostzijde
.. van het Diepveen gekapt.

Hoogveenvennen:

Deze vennen komen voor op de zandgronden.
Vaak zijn ze ontstaan door uitstuiving van een laagte tot het
grondwater of door een grondwaterstandverhoging waardoor
laagtes onder water komen te staan.
Vlak onder de bodem van het ven komt vaak een slecht doorlatende
laag
voor waardoor het ven water houdt, terwijl de omgeving droog is.
Het worden gevoed door regenwater (en soms door grondwater dat
nog sterk op regenwater lijkt).
Omdat het grootste deel van het ven ook in droge perioden met
water gevuld is, worden plantenresten niet of nauwelijks afgebroken.
Een ven kan daardoor geleidelijk met veen opgevuld raken.

Dergelijke door regenwater gevoede vennen met een veenbodem
zijn zuur en voedselarm.
in zo'n extreem milieu kunnen alleen soorten leven die speciale aanpasssingen hebben om de zeer schaarse voedingsstoffen in
het water zo goed mogelijk te benuttten, zoals veenmossen , of
die op andere wijze in hun voeding voorzien, zoals de vleesetende zonnedauwsoorten.
In dit type vennen kan zich op miniatuurschaal levend hoogveen ontwikkelen.
In het Dwingelderveld ligt een hele zwerm van dergelijke hoogveenvennen. Mogelijk zijn dit restanten van vroeger meer aaneengesloten hoogvenen.

https://issuu.com/provinciedrenthe/docs/natuur_in_drenthe_-_7

 

 

 

Slichteveen:

Dit was vroeger een natte laagte met hoogveen en heide.
begin 20 ste eeuw is dit gebied ontwaterd en omgevormd tot grasland.
het werd bemest en was in gebruik als wei- en hooiland.

Na de oprichting van het nationaal park is het beheer gewijzigd.
De bemesting werd stopgezet en er lopen af en toe schapen en runderen.
In het voorjaar zie je weer de pinksterbloemen.
Het grasland wordt graag in de schemering bezocht door reeën.

.

 

ANWB Campings:
Zie voor een overzicht anwb.nl/drenthe


Wildkamperen:
Een nachtje bivakkeren ('s avonds de trekkerstent opzetten en 's morgens weer afbreken) is geen probleem
in dit gebied.


Verdere info:
......

.....



Knapzak-ABC:
Zie: https://knapzakroutes.nl/bokd/knapzak-abc/
Hier wordt het landschap uitgelegd met behulp van 60 trefwoorden.
Denk daarbij aan woorden als: boermarke, brink, celtic fields en havezate.




Routeboekje:

..
K 11 . Lhee - Lheebroek





Wandelkaart Staatsbosbeheer:


..
39. Dwingelderveld en Zuidwest-Drenthe



Te bestellen bij:
Reisboekwinkel de Zwerver ( webshop voor reisgidsen en landkaarten ) 




Overnachting:

Voor mooi gelegen vakantiehuisjes in de natuur
ga je naar Natuurhuisje.nl

.

 

 

... Deze wandelsite is niet-commercieel, onafhankelijk en gratis.
... Dat is enkel mogelijk door steun van de bezoekers.
...
... Heb je hier goede info gevonden, toon dan je waardering door een
... kleine donatie voor het vele werk.
... .Zo kan de website ook gratis blijven en uitgebouwd worden!

............................................... .
... • Betaal met deze knop in een paar klikken via je eigen PayPal-saldo.
... • Heb je zelf nog geen PayPal-rekening, dan kun je toch via PayPal
...... vanaf j
e creditcard geld overmaken.

....Uiteraard kun je ook doneren door overschrijving op mijn
.. ING-bankrekening:

.. IBAN : NL38 INGB 0003 5057 89
.. BIC : INGBNL2A
.. t.n.v. P. C.M. Smulders.



Andere mooiste knapzakroutes vind je op:
.
www.pietsmulders.nl/nederland_knapzakroutesdrenthe.html

 

 


. .... . .... .

LAATST BIJGEWERKT : 7-12-2019

 

 

Onstaan en ontwikkeling van het landschap
in Z.W. Drenthe:


Het Drentse landschap dankt zijn rijkdom aan vennen aan een ondiepe
( ca. 1 m) gelegen keileemlaag.
Dit keileem belemmert het verticaal wegzakken van de neerslag en
geeft daardoor aanleiding tot het ontstaan van moerassige plaatsen
en vennen.
De keileemlaag is de grondmorene die gevormd werd tijdens de
voorlaatste ijstijd in het Pleistoceen.
Het eindmorenelandschap van Z.W. Drenthe werd tijdens de laatste
ijstijd overdekt met door de wind aangevoerd zand (dekzand ).
In dit gebied bevinden zich tegenwoordig drie vrij lange zandruggen
waarvan een het Lheeër- en Lheebroekerzand omvat.
Toen na de laatste ijstijd de temperatuur geleidelijk opliep, ontstonden
pingo-ruïnes. Ze zijn vaak de oorsprong van thans nog bestaande
vennen die min of meer cirkelvormig zijn.
Het Mekelermeer is hier waarschijnlijk een voorbeeld van.
Tot 2000 jaar voor Christus is dit gebied bedekt geweest met een
natuurlijk eiken-berkenbos.
De agrarische bevolking kapte het geleidelijk aan, maar vooral in de
Middeleeuwen toen gelijk met een sterke bevolkingstoename een grote
uitbreiding v.d. ontginning plaatsvond.
Doch de betrekkelijk arme grond raakte snel uitgeput en bleef dan braak liggen. De heide breidde zich uit en men begon meer heideschapen te
houden. Te sterke begrazing en te veel afplaggen leidde tot het
verdwijnen van heide waarbij het zand te voorschijn kwam en ging
verstuiven.
Deze zandvlakten breidden zich snel uit en omstreeks het midden van de vorige eeuw leidde dit tot uitvaardiging van een wet die eigenaren van stuifzand verplichtte het zand vast te leggen.
Men kon hier niet aan voldoen en het staatsbosbeheer begon vanaf
1904 deze gebieden aan te kopen.
De boswachterij Dwingeloo, waarin het Lheeër- en Lheebroekerzand zijn gelegen, is één van de oudste van Drenthe.
Het vastleggen van zand door bebossing met de Grove Den begon
een paar jaar later.
Reeds in het begin van de 20e eeuw bleek het gewenst natuurreservaten
aan te wijzen (gevolg van de intrede van kunstmest en machines in het
laatste deel van de 19e eeuw, regulatie van de waterhuishouding
alsmede de bebossing welke een aanzienlijke daling van het
grondwaterpeil tot gevolg had.